In deze uitspraak van de Rechtbank Midden-Nederland, gedaan op 21 maart 2025, wordt het beroep van eiser behandeld tegen de Dienst Toeslagen. Eiser heeft bezwaar gemaakt tegen de definitieve beschikking compensatie kinderopvangtoeslag, maar stelt dat verweerder niet tijdig heeft beslist op zijn bezwaar van 19 september 2023. De rechtbank had eerder, op 8 juli 2024, een beroep van eiser gegrond verklaard en verweerder opgedragen om uiterlijk 29 augustus 2024 een besluit op bezwaar te nemen. Verweerder heeft op 21 februari 2025 een verweerschrift ingediend, maar geen van de partijen heeft verzocht om een zitting. De rechtbank heeft het onderzoek daarop gesloten.
De rechtbank overweegt dat tegen het niet tijdig nemen van een besluit beroep kan worden ingesteld. De termijn die de rechtbank eerder had gesteld is inmiddels verstreken en verweerder heeft nog steeds geen beslissing genomen. De rechtbank verklaart het beroep gegrond en draagt verweerder op om alsnog binnen twintig weken na verzending van de uitspraak een besluit op bezwaar bekend te maken. Tevens wordt er een dwangsom van € 50,- per dag opgelegd voor elke dag dat verweerder de termijn overschrijdt, met een maximum van € 15.000,-.
Eiser krijgt een vergoeding voor de proceskosten van € 453,50 en het door hem betaalde griffierecht van € 53,- moet door verweerder worden vergoed. De uitspraak is openbaar gedaan en partijen zijn geïnformeerd over hun recht om in beroep te gaan bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State binnen zes weken na verzending van de uitspraak.