2.12.De voorzieningenrechter is het eens met het standpunt van [eiser] dat het verloop van de procedure, en meer in het bijzonder het feit dat de procedure pas op de avond voorafgaand aan de mondelinge behandeling werd ingetrokken, niet aan hem te wijten is, maar dat [gedaagde] dit zelf in de hand heeft gewerkt. Hierbij wijst de voorzieningenrechter op het volgende.
Enkele dagen voor de mondelinge behandeling, op 19 november 2024, schakelde [gedaagde] een advocaat in, die vergeefs om uitstel vroeg. Daarna bleek volgens [eiser] dat [gedaagde] bereid was om een minnelijke regeling te treffen, waarna schikkingsonderhandelingen op gang kwamen die vertraging opliepen omdat [gedaagde] slecht bereikbaar was. Hierdoor waren onderhandelingen pas op een laat moment in de procedure mogelijk, aldus [eiser] .
Volgens [eiser] , en dit is niet door [gedaagde] weersproken, bleek pas op de dag vóór de mondelinge behandeling (21 november 2024) dat [gedaagde] bereid was om een rectificatie te plaatsen, waarbij het erop leek dat om 15:00 uur overeenstemming was bereikt over een tekst die [gedaagde] op zijn Instagram en Facebook-pagina’s zou plaatsen, maar [gedaagde] plaatste de tekst op zo’n manier dat niemand het kon zien (een rode tekst tegen een oranje achtergrond, tussen een dertigtal andere posts). Hierdoor moest er alsnog worden onderhandeld over de praktische invulling, werd er om 16:38 uur overeenstemming bereikt en verklaarde mr. Lonis om 17:13 uur dat [gedaagde] aan de afspraken had voldaan. Om 20:07 uur heeft mr. De Hoon (de opvolgend advocaat van [eiser] die zich op 21 november 2024 had gesteld, maar wiens stelbrief op die dag nog niet was verwerkt waardoor zij nog geen toegang had tot het digitale dossier) per e-mail aan mr. Lonis bevestigd dat zij de berichten van [gedaagde] had gezien, dat zij haar collega (de voorzieningenrechter begrijpt dat hiermee mr. Barou wordt bedoeld) had gevraagd om de procedure in te trekken en dat mr. Lonis niet op 22 november 2024 bij de rechtbank hoefde te verschijnen. Om 22:04 uur heeft mr. De Hoon per e-mail aan mr. Lonis bevestigd dat mr. Barou de procedure had ingetrokken. In de tussentijd stuurde mr. Lonis om 20:36 uur via e-mail (ook mr. Lonis had op dat moment nog geen toegang tot het digitale dossier) een verweerschrift aan de rechtbank en mr. De Hoon. Gelet op deze gang van zaken, kan het standpunt van mr. Lonis dat hij pas op 22 november 2024 om 9:13 uur door een e-mail van de rechtbank wist dat het kort geding de avond ervoor (door mr. Barou) was ingetrokken, dan ook niet worden gevolgd. Het lijkt de voorzieningenrechter onwaarschijnlijk dat mr. Lonis de e-mail van mr. De Hoon van 20:07 uur niet (eerder) heeft gezien, aangezien hij om 20:36 uur via e-mail een verweerschrift had ingediend.
Op grond van het voorgaande, is naar het oordeel van de voorzieningenrechter in de gegeven omstandigheden van een ontijdige intrekking door [eiser] geen sprake: het belang van [eiser] bij voortzetting van het kort geding kwam door toedoen van [gedaagde] pas op een heel laat moment in de procedure te vervallen en het korte tijdsbestek tussen het intrekken van de dagvaarding en de voor de mondelinge behandeling bepaalde datum kan [eiser] daarom niet worden aangerekend. Anders dan [gedaagde] heeft betoogd, was er geen aanleiding voor [eiser] om eerder tot intrekking van het kort geding over te gaan. Dat er enige tijd zat tussen het bericht van mr. Lonis van 17:13 uur dat [gedaagde] aan de afspraken had voldaan en het bericht van mr. De Hoon van 20:07 uur dat zij mr. Barou (die in het digitale systeem nog als advocaat van [eiser] stond aangemerkt) had gevraagd om de procedure in te trekken en dat mr. Lonis niet op 22 november 2024 bij de rechtbank hoeft te verschijnen, is niet onbegrijpelijk. Vanwege de eerdere ervaring met betrekking tot het uitvoeren van de rectificatie door [gedaagde] , zal [eiser] naar aanleiding van het bericht van mr. Lonis van 17:13 uur eerst hebben willen vaststellen dat [gedaagde] de gemaakte afspraken met betrekking tot de rectificatie daadwerkelijk was nagekomen voordat hij dit kort geding zou intrekken. En ook al had [eiser] wellicht iets sneller kunnen reageren dan om 20:07 uur, dan nog komt dit risico voor rekening van [gedaagde] .
Nog afgezien van de vraag of het (te elfder ure) opstellen van een verweerschrift überhaupt nodig was aangezien mr. Lonis om 17:13 uur had verklaard dat [gedaagde] aan de afspraken had voldaan en daarmee een intrekking van de procedure in de lijn der verwachting lag, komt het feit dat mr. Lonis zich op 21 november 2024 genoodzaakt zag om een verweerschrift op te stellen (die hij die dag om 20:36 uur heeft ingediend) en daarvoor kosten heeft gemaakt, vanwege de omstandigheden voor rekening en risico van [gedaagde] die het op een late intrekking van het kort geding aan heeft laten komen. Dit kan [eiser] niet worden aangerekend. Dit geldt ook voor andere kosten die mr. Lonis ten behoeve van het kort geding stelt te hebben gemaakt.