In deze uitspraak van de Rechtbank Midden-Nederland, gedaan op 24 maart 2025, is het beroep van eiser gegrond verklaard. Eiser had bezwaar gemaakt tegen de definitieve beschikking van de Dienst Toeslagen inzake compensatie voor kinderopvangtoeslag, omdat verweerder niet tijdig had beslist op zijn bezwaar van 13 november 2023. De rechtbank had eerder, op 21 juni 2024, al geoordeeld dat verweerder binnen een bepaalde termijn een besluit moest nemen. Deze termijn was inmiddels verstreken zonder dat er een besluit was genomen. De rechtbank oordeelde dat verweerder alsnog een besluit moest nemen, met een termijn van twintig weken na verzending van de uitspraak. Tevens werd er een dwangsom van € 50,- per dag opgelegd voor elke dag dat deze termijn overschreden zou worden, met een maximum van € 15.000,-. Eiser kreeg ook een vergoeding voor de proceskosten van € 453,50 en het betaalde griffierecht van € 53,- moest door verweerder worden vergoed. De rechtbank merkte op dat zij geen mogelijkheden had om verweerder te verplichten om een kopie van het dossier aan eiser te verstrekken, aangezien dit geen besluit in de zin van de Awb is.