In deze uitspraak van de Rechtbank Midden-Nederland, gedaan op 20 maart 2025, is het beroep van eiser gegrond verklaard. Eiser had beroep ingesteld omdat de Dienst Toeslagen niet tijdig had beslist op zijn bezwaar van 24 mei 2023 tegen de definitieve beschikking compensatie kinderopvangtoeslag. De rechtbank had eerder, op 29 mei 2024, een eerdere zaak van eiser gegrond verklaard en verweerder opgedragen om uiterlijk 29 juli 2024 een besluit op bezwaar te nemen. Verweerder heeft echter niet binnen de gestelde termijn beslist, wat aanleiding gaf voor het huidige beroep.
De rechtbank heeft vastgesteld dat de termijn voor het nemen van een besluit is verstreken en dat verweerder nog steeds geen beslissing heeft genomen. Daarom heeft de rechtbank bepaald dat verweerder alsnog een besluit moet nemen, bij voorkeur binnen twee weken na verzending van de uitspraak. In bijzondere gevallen kan de rechtbank een andere termijn vaststellen, maar in dit geval is er sprake van een bijzonder geval waarin de wettelijke beslistermijn te kort is. De rechtbank heeft eerder geoordeeld dat een nadere beslistermijn van twintig weken realistisch is voor tweede en volgende beroepen tegen het niet tijdig beslissen op bezwaar.
Daarnaast heeft de rechtbank overwogen dat er een dwangsom van € 50,- per dag moet worden opgelegd voor elke dag dat verweerder de termijn overschrijdt, met een maximum van € 15.000,-. Eiser heeft recht op een vergoeding van de proceskosten, die door verweerder moet worden betaald, en het door eiser betaalde griffierecht moet ook worden vergoed. De rechtbank heeft de proceskosten vastgesteld op € 453,50, gebaseerd op de bijstand van een gemachtigde. De uitspraak is openbaar uitgesproken en een afschrift is verzonden aan de betrokken partijen.