ECLI:NL:RBMNE:2025:1259

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
4 maart 2025
Publicatiedatum
24 maart 2025
Zaaknummer
UTR 24/5087
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beoordeling van het arbeidsongeschiktheidspercentage van eiseres in het kader van de Wet WIA

In deze zaak beoordeelt de rechtbank het beroep van eiseres tegen het besluit van het Uwv waarin het arbeidsongeschiktheidspercentage is vastgesteld op 48,52%. Eiseres is het hier niet mee eens en voert aan dat zij verdergaand beperkt is dan aangenomen. Daarnaast zijn de functies volgens eiseres niet geschikt. Het Uwv blijft bij het bestreden besluit. De rechtbank zal beoordelen of het Uwv het arbeidsongeschiktheidspercentage van eiseres juist heeft vastgesteld, waarbij de medische situatie per 5 april 2023 centraal staat.

Eiseres was voorheen werkzaam als office manager en heeft zich op 4 juli 2019 ziekgemeld. Na een herbeoordeling door het Uwv is het arbeidsongeschiktheidspercentage vastgesteld op 48,52%. Eiseres heeft bezwaar gemaakt tegen dit besluit en beroep ingesteld. De rechtbank heeft de zaak behandeld op de zitting van 10 december 2024, waar eiseres en het Uwv vertegenwoordigd waren.

De rechtbank concludeert dat het Uwv terecht de mate van arbeidsongeschiktheid heeft vastgesteld op 48,52%. Eiseres krijgt geen gelijk, maar de rechtbank oordeelt dat het bestreden besluit niet op een deugdelijke motivering berust. Desondanks is het niet aannemelijk dat eiseres hierdoor is benadeeld. De rechtbank bepaalt dat het Uwv het door eiseres betaalde griffierecht en de proceskosten moet vergoeden.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND
Zittingsplaats Utrecht
Bestuursrecht
zaaknummer: UTR 24/5087

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 4 maart 2025 in de zaak tussen

[eiseres], uit [woonplaats], eiseres

(gemachtigde: mr. B.J. Dijk),
en
de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (het Uwv), verweerder
(gemachtigde: mr. J.H. Swart).

Inleiding

1. In deze zaak beoordeelt de rechtbank het beroep van eiseres tegen het besluit van het Uwv waarin het arbeidsongeschiktheidspercentage is vastgesteld op 48,52%. Eiseres is het hier niet mee eens en voert aan dat zij verdergaand beperkt is dan aangenomen. Daarnaast zijn de functies volgens eiseres niet geschikt. Het Uwv blijft bij het bestreden besluit. Aan de hand van wat partijen naar voren hebben gebracht, zal de rechtbank beoordelen of het Uwv het arbeidsongeschiktheidspercentage van eiseres juist heeft vastgesteld. Daarbij gaat het om de medische situatie per 5 april 2023, dat is de datum in geding (de beoordelingsdatum).
Voorgeschiedenis en besluitvorming
1.1.
Eiseres was voorheen werkzaam als office manager voor gemiddeld 30,11 uur per week en heeft zich op 4 juli 2019 ziekgemeld. Na het doorlopen van de wachttijd heeft het Uwv met het besluit van 3 januari 2022 aan eiseres vanaf 1 juli 2021 een uitkering op grond van de Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen (Wet WIA) toegekend. De uitkering was gebaseerd op een mate van arbeidsongeschiktheid van 36,59%.
1.2.
Op 5 april 2023 heeft eiseres het Uwv verzocht om een herbeoordeling van de arbeidsongeschiktheid. Naar aanleiding hiervan heeft verzekeringsgeneeskundig en arbeidskundig onderzoek plaatsgevonden. Met het besluit van 18 september 2023 (het primaire besluit) heeft het Uwv aan eiseres medegedeeld dat het arbeidsongeschiktheids-percentage van haar WIA-uitkering per 5 april 2023 is vastgesteld op 44,29%.
1.3.
Eiseres heeft bezwaar gemaakt tegen het primaire besluit. Met het bestreden besluit van 20 juni 2024 heeft het Uwv het bezwaar gegrond verklaard en het arbeidsongeschikt-heidspercentage vastgesteld op 48,52%.
1.4.
Eiseres heeft beroep ingesteld tegen het bestreden besluit, op 23 augustus 2024 aanvullende gronden ingediend en op 23 oktober 2024 een medisch advies van een verzekeringsarts overgelegd. Het Uwv heeft een verweerschrift en op 25 november 2024 aanvullende rapportages van de arbeidsdeskundige bezwaar en beroep en de verzekeringsarts bezwaar en beroep ingediend.
1.5.
De zaak is behandeld op de zitting van 10 december 2024. Eiseres is verschenen, bijgestaan door [A], als waarnemer van haar gemachtigde. Het Uwv is vertegenwoordigd door zijn gemachtigde.

Beoordelingskader

2. Bij het beoordelen van de zaak stelt de rechtbank voorop dat het Uwv zijn besluiten over arbeidsongeschiktheid in principe mag baseren op rapporten van zijn verzekeringsartsen en arbeidsdeskundigen. Deze rapporten moeten wel aan een aantal eisen voldoen: zij moeten op zorgvuldige wijze tot stand zijn gekomen, ze mogen geen tegenstrijdigheden bevatten en de conclusies moeten logisch voortvloeien uit de rapporten. Het is aan eiseres om aannemelijk te maken dat de rapporten die over haar zijn opgesteld niet aan deze eisen voldoen. Voor het aannemelijk maken dat de gegeven medische beoordeling onjuist is, is in principe een rapport van een arts nodig. Dit brengt mee dat de manier waarop eiseres zelf haar gezondheidsklachten ervaart, hiervoor onvoldoende is.

Beoordeling door de rechtbank

De zorgvuldigheid van het medisch onderzoek
3.1.
Eiseres voert aan dat het onderzoek onzorgvuldig is, omdat de verzekeringsarts bezwaar en beroep geen vragen heeft gesteld aan haar psychiater. Verder had informatie moeten worden ingewonnen bij de behandelend sector over de effecten en bijwerkingen van de medicatie voor ADHD.
3.2.
De rechtbank ziet in de beroepsgrond van eiseres geen aanleiding voor het oordeel dat het onderzoek onzorgvuldig is. Zij licht dat hierna toe.
3.3.
De primaire arts heeft eiseres op een telefonisch spreekuur gesproken, dossierstudie verricht en de medische informatie zichtbaar bij de beoordeling betrokken. Dit onderzoek is medeondertekend door een geregistreerde verzekeringsarts. In bezwaar heeft eiseres ingestemd met een hoorzitting via een beeldbelverbinding. De verzekeringsarts bezwaar en beroep heeft dossierstudie verricht, eiseres via een beeldbelverbinding gezien en een neuropsychologisch onderzoek laten uitvoeren. De resultaten hiervan en de medische informatie zijn zichtbaar bij de beoordeling betrokken. De rechtbank overweegt verder dat volgens vaste rechtspraak [1] een verzekeringsarts uit mag gaan van zijn eigen oordeel. Het raadplegen van de behandelend sector is aan de orde als de behandelend sector een beredeneerd afwijkend idee heeft over de medische beperkingen. Die situatie doet zich hier niet voor. De verzekeringsarts bezwaar en beroep beschikte over voldoende informatie om de beperkingen van eiseres vast te kunnen stellen. Eiseres heeft ook niet nader onderbouwd welke relevante gegevens ontbreken.
De inhoudelijke medische beoordeling
4.1.
Eiseres stelt dat zij verdergaand beperkt is dan aangenomen, vanwege haar schouderklachten, long-covid, energetische klachten, astma, ADHD en de effecten en bijwerkingen van de medicatie. Verder voert eiseres aan dat de verzekeringsarts bezwaar en beroep de beperking ten aanzien van beroepsmatig vervoer ongemotiveerd en ten onrechte heeft laten vervallen. Tot slot is eiseres van mening dat een verdergaande urenbeperking is aangewezen.
4.2.
De primaire arts heeft in het rapport van 14 juni 2023 toegelicht dat bij eiseres sprake is van dezelfde klachten als bij de beoordeling van 9 december 2021. De primaire arts heeft vervolgens gemotiveerd dat eiseres niet voldoet aan de criteria voor geen benutbare mogelijkheden. De arts rapporteert dat de per einde wachttijd aangenomen beperkingen ten aanzien van verhoogd persoonlijk risico en het besturen van voertuigen niet meer aangewezen zijn, omdat het medicatiegebruik is komen te vervallen. De beperkingen ten aanzien van het omgaan met patiënten en hulpbehoevenden en voor leidinggevende taken komen te vervallen, omdat geen sprake (meer) is van depressie. Tot slot zijn de beperkingen trillingen op de voet en het lopen op oneffen terrein vanwege de operatie aan de voet niet meer van toepassing. De arts rapporteert dat de overige beperkingen wel worden gehandhaafd, vanwege de moeite van eiseres met prikkelverwerking, ADHD en long-covid. Er wordt geen aanleiding gezien voor een beperking ten aanzien van het vasthouden of verdelen van de aandacht. Gelet op de stemmingsproblematiek acht de arts van belang dat een goed nachtritme kan worden gehouden, zodat een beperking ten aanzien van ’s nachts werken aangenomen blijft. Vanwege de long-covid wordt een urenbeperking van 6 uur per dag en 30 uur per week aangehouden.
4.3.
De verzekeringsarts bezwaar en beroep acht op basis van het neuropsychologisch onderzoek de beperkingen voor deadlines, storingen en onderbrekingen, afleidende prikkels, onvoorspelbare werksituatie en hoog handelingstempo passend. Uit het neuropsychologisch onderzoek is verder niet gebleken dat sprake is van (cognitieve) vermoeidheid, zodat geen aanleiding bestaat voor een verdergaande urenbeperking. Ten aanzien van de klachten aan de schouder neemt de verzekeringsarts bezwaar en beroep beperkingen aan ten aanzien van werken boven schouderhoogte, grove schokken en trillingen en zwaar tillen en dragen, of intensief gebruik. Over de ervaren zwakkere lichamelijke conditie rapporteert de verzekeringsarts bezwaar en beroep dat dit verklaarbaar is vanuit long-covid. De verzekeringsarts bezwaar en beroep motiveert dat er geen aanleiding bestaat om beperkingen aan te nemen voor het dynamisch of statisch functioneren, omdat er geen objectieve afwijkingen zijn en omdat er geen noodzaak is beschreven vanuit de behandelend sector. De verzekeringsarts bezwaar en beroep heeft de aanvullende beperkingen opgenomen in de Functionele Mogelijkhedenlijst (FML) van 31 mei 2024.
4.4.
Naar aanleiding van het aanvullend beroepschrift en het medisch advies van [B] heeft de verzekeringsarts bezwaar en beroep in de FML van 6 november 2024 eiseres verdergaand beperkt geacht ten aanzien van stof, rook, gassen en dampen. Verder heeft de verzekeringsarts bezwaar en beroep in het rapport van 6 november 2024 toegelicht dat een beperking op beroepsmatig vervoer niet aangewezen is, aangezien eiseres autorijdt en er geen rijverbod geldt. De omstandigheden waarin gereden moet worden, mogen de belastbaarheid van eiseres op één van de andere FML-items ook niet overstijgen.
4.5.
De rechtbank ziet geen aanleiding om te twijfelen aan de juistheid van de medische beoordeling door de verzekeringsarts bezwaar en beroep. De verzekeringsarts bezwaar en beroep heeft duidelijk en navolgbaar gemotiveerd hoe tot de medische beoordeling is gekomen. Het rapport van verzekeringsarts [B] geeft de rechtbank ook geen aanknopingspunten voor het oordeel dat de medische beoordeling onjuist is. Verzekeringsarts [B] heeft eiseres namelijk niet zelf onderzocht en het is de rechtbank onvoldoende duidelijk waar de bevindingen op zijn gebaseerd. Eiseres heeft verder geen medische informatie ingediend. Zonder afwijkende medische informatie die het dagverhaal van eiseres en haar verhaal op zitting nader onderbouwen, is de rechtbank van oordeel dat zij niet anders kan dan uitgaan van de juistheid van de medische beoordeling.
De arbeidskundige beoordeling
5.1.
Volgens eiseres zijn de functies medewerker binderij en productiemedewerker industrie niet passend, omdat het hier gaat om saaie langdurige taken en dit haar belastbaarheid vanwege haar ADHD overschrijdt. Verder zijn de geduide functies waarbij achtergrondmuziek of lawaai van machines te horen zijn volgens eiseres ook niet passend vanwege haar overgevoeligheid voor geluiden en muziek.
5.2.
Uit wat hiervoor is overwogen volgt dat ervan uit moet worden gegaan dat de beperkingen van eiseres juist zijn opgenomen in de FML van 6 november 2024. Er bestaat daarom geen aanleiding voor het oordeel dat eiseres de werkzaamheden die horen bij de functies die zijn geduid op grond van de FML niet zou kunnen verrichten. De arbeidsdeskundige bezwaar en beroep heeft met het rapport van 19 november 2024 een functie (huishoudelijk medewerker gebouwen) laten vervallen en heeft verder toegelicht dat binnen een SBC-code (schoonmaker hotel) een functie is komen te vervallen, maar er resteren nog voldoende arbeidsplaatsen zodat deze code bruikbaar blijft. De overige functies worden door de arbeidsdeskundige bezwaar en beroep nog steeds geschikt geacht. Met de Resultaat Functiebeoordeling van 17 juni 2024 heeft de arbeidsdeskundige bezwaar en beroep voorts gemotiveerd toegelicht waarom met de geduide functies de belastbaarheid van eiseres niet wordt overschreden. Het bestreden besluit is dan ook voorzien van een zorgvuldige arbeidskundige grondslag.

Conclusie en gevolgen

6.1.
Het Uwv heeft terecht de mate van arbeidsongeschiktheid vastgesteld op 48,52%. Eiseres krijgt geen gelijk. Het beroep is ongegrond.
6.2.
Het bestreden besluit is, gelet op de aangepaste FML, pas in beroep voorzien van een toereikende medische onderbouwing. Daarom berust het bestreden besluit niet op een deugdelijke motivering. Dit besluit is dan ook in zoverre in strijd met artikel 7:12 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb). Het is echter niet aannemelijk dat eiseres daardoor is benadeeld. Ook als dit gebrek zich niet zou hebben voorgedaan, zou een besluit met gelijke uitkomst zijn genomen, omdat eiseres op basis van de nader vastgestelde beperkingen 48,52% arbeidsongeschikt blijft. De rechtbank ziet daarom aanleiding om dit gebrek met toepassing van artikel 6:22 van de Awb te passeren.
6.3.
Vanwege het passeren van het motiveringsgebrek, zal de rechtbank bepalen dat het Uwv het door eiseres betaalde griffierecht aan haar vergoedt. Daarnaast veroordeelt de rechtbank het Uwv in de door eiseres gemaakte proceskosten in beroep. Deze kosten stelt de rechtbank op grond van het Besluit proceskosten bestuursrecht voor de door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand vast op € 1.814,- voor verleende rechtsbijstand in beroep (1 punt voor het indienen van het beroepschrift en 1 punt voor het verschijnen op de zitting met een waarde van € 907,- per punt, met wegingsfactor 1). De rechtbank wijst erop dat het Uwv ook het door eiseres betaalde griffierecht van € 51,- moet vergoeden.

Beslissing

De rechtbank
  • verklaart het beroep ongegrond;
  • veroordeelt het Uwv in de proceskosten van eiseres tot een bedrag van € 1.814,-;
  • draagt het Uwv op het door eiseres betaalde griffierecht van € 51,- te vergoeden.
Deze uitspraak is gedaan door mr. V.E.H.G. Visser, rechter, in aanwezigheid van mr. M.C.G. van Dijk, griffier. Uitgesproken in het openbaar op 4 maart 2025.
griffier
rechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Informatie over hoger beroep

Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Centrale Raad van Beroep waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met deze uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden.
Digitaal hoger beroep instellen kan via “Formulieren en inloggen” op www.rechtspraak.nl. Hoger beroep instellen kan eventueel ook nog steeds door verzending van een brief aan de Centrale Raad van Beroep, Postbus 16002, 3500 DA Utrecht.
Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van de Centrale Raad van Beroep vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen.

Voetnoten

1.Zie bijvoorbeeld de uitspraak van de CRvB van 21 juli 2022, ECLI:NL:CRVB:2022:1629 en van 20 mei 2009, ECLI:NL:CRVB:2009:BI4863.