In deze zaak heeft eiseres beroep ingesteld tegen de Dienst Toeslagen, omdat zij van mening is dat er niet tijdig is beslist op haar bezwaar tegen de definitieve beschikking compensatie kinderopvangtoeslag. De beschikking werd door de Dienst Toeslagen ontvangen op 23 augustus 2023. Eerder, op 11 juli 2024, had de rechtbank al een beroep van eiseres gegrond verklaard en de Dienst Toeslagen opgedragen om binnen zes weken een besluit op bezwaar te nemen. Echter, tot op heden had de Dienst Toeslagen geen besluit genomen. De rechtbank heeft vastgesteld dat de termijn voor het nemen van een besluit op 22 augustus 2024 is verstreken en dat er nog steeds geen beslissing is genomen. Hierdoor heeft de rechtbank het beroep gegrond verklaard en de Dienst Toeslagen opgedragen om alsnog binnen een bepaalde termijn een besluit te nemen. De rechtbank heeft daarbij aangegeven dat in bijzondere gevallen een andere termijn kan worden vastgesteld, maar dat deze niet onrealistisch kort mag zijn. De rechtbank heeft ook een dwangsom van € 50,- per dag opgelegd voor elke dag dat de Dienst Toeslagen de termijn overschrijdt, met een maximum van € 15.000,-. Daarnaast is de Dienst Toeslagen veroordeeld tot het vergoeden van de proceskosten van eiseres, die zijn vastgesteld op € 453,50, en het griffierecht van € 53,-. De uitspraak is gedaan door rechter mr. I. Helmich en is openbaar uitgesproken op 24 maart 2025.