Beoordeling door de voorzieningenrechter
1. De voorzieningenrechter wijst het verzoek af. Hierna legt de voorzieningenrechter uit hoe zij tot dit oordeel komt en welke gevolgen dit oordeel heeft. Het oordeel van de voorzieningenrechter heeft een voorlopig karakter en bindt de rechtbank in een (eventueel) bodemgeding niet.
2. De voorzieningenrechter beoordeelt bij de vraag of zij een voorlopige voorziening zal treffen of het bezwaar een redelijke kans van slagen heeft. Dat kan een reden zijn om het bestreden besluit te schorsen. Om dit te beoordelen beantwoordt zij aan de hand van de gronden van verzoekers of de burgemeester bevoegd is om de woning voor drie maanden te sluiten en of die sluiting in dit geval noodzakelijk en evenwichtig is.
3. Tussen partijen is niet in geschil en ook voor de voorzieningenrechter staat vast dat verzoeker een spoedeisend belang heeft bij zijn verzoek.
De bevoegdheid om de woning te sluiten
4. Verzoeker voert aan dat de burgemeester niet bevoegd is om zijn woning te sluiten. Hoewel 1,3 kilo hennep een handelshoeveelheid betreft, is deze hoeveelheid niet buitensporig groot. Bovendien heeft hij onderbouwd dat hij deze hoeveelheid samen met een vriend heeft gekocht voor eigen gebruik. Dit ter besparing van de kosten. Ook stelt verzoeker dat de hennep in de woning aanwezig was omdat hij dit zelf gebruikt als medicatie. Daartoe heeft verzoeker op de zitting een document overgelegd, waaruit volgens verzoeker blijkt dat de therapeut waar hij onder behandeling is, erkent dat verzoeker zich verdooft met alcohol en wiet om te blijven staan en niet steeds geëmotioneerd te raken. Verder heeft verzoeker op de zitting toegelicht dat de in de woning aangetroffen harddrugs niet van hem zijn.
5. Op grond van artikel 13b van de Opiumwet is de burgemeester bevoegd tot het opleggen van een last onder bestuursdwang indien in een woning softdrugs of harddrugs worden verkocht, afgeleverd of verstrekt dan wel als zij daartoe aanwezig zijn. Dit betekent dat de enkele aanwezigheid van drugs niet voldoende is om gebruik te mogen maken van de bevoegdheid. Gezien de woorden "daartoe aanwezig" moeten de drugs met een bepaalde bestemming aanwezig zijn, dat wil zeggen voor verkoop, aflevering of verstrekking. Als uitgangspunt wordt aanvaard dat bij aanwezigheid van meer dan 0,5 g harddrugs of meer dan 5 gram softdrugs de aangetroffen drugs in beginsel (ook) bestemd worden geacht voor de verkoop, aflevering of verstrekking. Het ligt in dat geval op de weg van de verzoeker om het tegendeel aannemelijk te maken. Indien het tegendeel niet aannemelijk wordt gemaakt, is de burgemeester ingevolge artikel 13b, eerste lid, van de Opiumwet bevoegd om voor de woning een last onder bestuursdwang op te leggen.
6. De voorzieningenrechter komt tot de conclusie dat de burgemeester bevoegd is om de woning te sluiten. Uit de bestuurlijke rapportages volgt dat er 1,3 kilo softdrugs is aangetroffen en uit de laatste bestuurlijke rapportage blijkt ook dat er ruim 700 gram harddrugs in de woning aanwezig was. Dan is het uitgangspunt – gelet op het kader onder rechtsoverweging 5 – dat deze drugs zijn bestemd voor de handel. Het is dan aan verzoeker om tegenbewijs te leveren om aannemelijk te maken dat de drugs, in het geval van verzoeker, bestemd zijn voor eigen gebruik. De voorzieningenrechter vindt dat verzoeker dit niet aannemelijk heeft gemaakt. Uit de bestuurlijke rapportages volgt dat er niet slechts twee zakken hennep zijn aangetroffen maar meerdere zakken/zakjes. Verzoekers verklaringen over de aangetroffen drugs zijn verder wisselend. Over het moment van de aanschaf is verzoeker niet concreet en over de wijze van betalen verklaart verzoeker op de zitting wisselend. Aanvankelijk zou hij voor die betaling gespaard hebben en ook spullen van zijn overleden vader hebben verkocht en later verklaart verzoeker dat het aangetroffen cash geld was bedoeld om de hennep af te betalen. Verder blijkt uit de overgelegde brief dat verzoeker weliswaar softdrugs gebruikt, maar het is niet duidelijk hoeveel. Bovendien blijkt uit de brief dat verzoeker juist aan het minderen is. De voorzieningenrechter vindt dit verstandig van verzoeker, en ook dat hij niet gebruikt als hij aan het werk is, maar de (recente) aankoop van een de hoeveelheid softdrugs zoals is aangetroffen, past niet bij die ontwikkeling. Ook over de aangetroffen harddrugs verklaart verzoeker wisselend. In eerste instantie vertelt verzoeker dat hij niet wist wie de harddrugs in een afgesloten tabaksblik had achtergelaten in zijn woning. En vervolgens verklaart hij dat deze drugs van een vriend zou zijn.
De noodzaak en geschiktheid van de sluiting
7. Verder voert verzoeker aan dat de burgemeester de woning niet had mogen sluiten omdat er geen aanknopingspunten zijn dat er werd gehandeld vanuit de woning. Er is bijvoorbeeld geen loop naar de woning geconstateerd. Daarnaast heeft de burgemeester niet gemotiveerd waarom er geen minder verstrekkende maatregelen mogelijk zijn. Verzoeker is al erg geschrokken door het politieoptreden en alle gevolgen daarvan en wil zijn leven beteren. Daartoe heeft hij ook al stappen gezet. Onder deze omstandigheden had kunnen worden volstaan met een waarschuwing van de burgemeester.
8. Zoals ook besproken op de zitting, moet aan de hand van de ernst en omvang van de overtreding worden beoordeeld of sluiting van een pand noodzakelijk is ter bescherming van het woon- en leefklimaat bij het pand en het herstel van de openbare orde. Voor de beoordeling van de ernst en omvang van de overtreding is van belang of de aangetroffen drugs feitelijk in of vanuit het pand werden verhandeld. Met een sluiting wordt de bekendheid van het pand als drugspand weggenomen en wordt de ‘loop’ naar het pand eruit gehaald. Daarmee wordt beoogd om het pand aan het drugscircuit te onttrekken.
Dat drugs feitelijk in of vanuit het pand werden verhandeld, kan bijvoorbeeld blijken uit meldingen bij de politie over mogelijke handel vanuit het pand, verklaringen van buurtbewoners of het aantreffen van attributen die duiden op handel vanuit het pand zoals gripzakjes, ponypacks en/of een (grammen)weegschaal. Als er geen of weinig aanwijzingen zijn dat in of vanuit het pand drugs werden verhandeld, dan zal de burgemeester – als hij zich op het standpunt stelt dat van dergelijke handel wél sprake was – nader moeten onderbouwen waarom dat het geval was. Slaagt de burgemeester hierin niet of onvoldoende, dan zal er doorgaans een mindere mate van of geen overlast zijn in de omgeving van het pand en wordt de openbare orde in mindere mate of niet verstoord. Als niet alleen aanwijzingen dat drugs in of vanuit het pand werden verhandeld afwezig zijn, maar ook andere omstandigheden ontbreken die volgens de overzichtsuitspraakbij de beoordeling van de noodzaak van de sluiting van belang zijn, zoals de omstandigheid dat het gaat om harddrugs, een recidivesituatie en de ligging van een pand in een voor drugscriminaliteit kwetsbare wijk, kan dit ertoe leiden dat er geen noodzaak bestaat om het pand te sluiten.
9. De voorzieningenrechter stelt vast dat niet is gebleken van een ‘loop’ naar de woning. Ook zijn er geen meldingen van de politie met betrekking tot drugshandel in of nabij de woning en er zitten ook geen overlastmeldingen van bijvoorbeeld de buren in het dossier. Gelet op voorgenoemd kader, moet er dan meer aan de hand zijn. In dit geval is er een ruime hoeveelheid soft- en harddrugs aangetroffen in de woning. Ook is er een grote som contant geld aangetroffen, in verschillende biljetten. Daarnaast is er een mobiele telefoon gevonden in de keukenla van de woning, waarvan de politie heeft vastgesteld dat deze van verzoeker is. Daarbij heeft de politie gewezen op een account op naam van verzoeker en ook dat deze telefoon gebruik maakte van het netwerk van verzoeker. In de bestuurlijke rapportage is er ook op gewezen dat in de telefoon een snapchataccount “ [accountnaam] ” is aangetroffen. Dit was het enige snapchataccount op de telefoon en er werd gebruik gemaakt van de naam van verzoeker. Verzoeker betwist dat het om zijn telefoon en zijn account gaat. De voorzieningenrechter wijst er op dat de burgemeester in beginsel mag uitgaan van de bevindingen en verklaringen zoals die zijn opgenomen in de bestuurlijke rapportages, nu de rapportages op ambtseed of ambtsbelofte zijn opgemaakt. De voorzieningenrechter ziet in wat verzoeker heeft aangevoerd geen grond voor twijfel aan de in de rapportages opgenomen bevindingen. De enkele verklaring dat de telefoon niet van hem is en waarschijnlijk door een vriend is achtergelaten is daarvoor onvoldoende. De burgemeester kan dan ook bij de beslissing betrekken dat in het account berichten zijn verstuurd, voornamelijk met prijslijsten en foto’s van vermoedelijk verdovende middelen, sigaretten, vapes en vuurwerk.
10. Ook heeft de burgemeester kunnen betrekken dat er meldingen (met betrekking tot drugs) zijn over verzoeker op zijn vorige adres. Ondanks dat de bestuurlijke maatregel is gericht op de woning en niet op verzoeker, geven deze meldingen wel aan dat verzoeker mogelijk eerder was betrokken bij het handelen in drugs. De grote hoeveelheid aangetroffen sigaretten en grote hoeveelheid vuurwerk in de woning zien weliswaar niet op verdovende middelen in de zin van de Opiumwet, maar in combinatie met de aangetroffen prijslijsten in het snapchataccount [accountnaam] biedt dat wel aanknopingspunten dat er vanuit de woning werd gehandeld.
11. De voorzieningenrechter merkt verder nog op dat, ook als deze goederen en de harddrugs niet van verzoeker zou zijn maar van ‘foute’ vrienden van hem, de woning dan nog steeds als opslag en/of verkooppunt werd gebruikt Omdat het de woning van verzoeker is, is hij verantwoordelijk voor hetgeen er in zijn woning wordt gevonden. De voorzieningenrechter merkt over de motivering van het bestreden besluit op dat die de indruk wekt dat één van de belangrijkste redenen om de woning te sluiten, is gelegen in de hoeveelheid aangetroffen vuurwerk. De voorzieningenrechter wijst er op dat het sluiten van de woning op grond van artikel 13b van de Opiumwet een reparatoir karakter heeft en slechts kan strekken tot beëindiging en voorkomen van overtreding van de Opiumwet.In de motivering van het bestreden besluit wordt daaraan voorbij gegaan. Dit ziet de voorzieningenrechter ook terug bij het toepassen van de indicatoren die volgens de burgemeester van toepassing zijn op de woning. Dit gebrek kan door de burgemeester worden hersteld in de bezwaarfase.
12. Gelet op de hoeveelheid aangetroffen hard- en softdrugs en de aanknopingspunten dat er handel vanuit de woning plaatsvond, heeft de burgemeester zich op grond van het beleid en de daarbij behorende handhavingsmatrixin redelijkheid op het standpunt kunnen stellen dat de sluiting van drie maanden geschikt is om de overtreding te beëindigen. De burgemeester heeft echter nagelaten om te motiveren waarom een lichter middel niet geschikt is. Ook dit gebrek kan worden hersteld in de bezwaarfase.
De evenwichtigheid van de sluiting
13. Tot slot voert verzoeker aan dat de burgemeester geen zorgvuldige belangenafweging heeft gemaakt. De sluiting van de woning voor de duur van drie maanden leidt tot financiële en emotionele onstabiliteit bij verzoeker, terwijl hij dat juist nodig heeft om vooruit te kunnen gaan.
14. De voorzieningenrechter begrijpt dat de situatie van verzoeker niet ideaal is en dat de sluiting een grote impact heeft op zijn leven. Maar in het geval van verzoeker is gebleken dat hij niet op straat komt te staan. Verzoeker heeft op de zitting toegelicht dat hij die drie maanden bij een vriend kan verblijven Ook krijgt hij hulp van zijn ‘cadeau-ouders’. Niet is gebleken dat hij als gevolg van de sluiting zijn baan verliest. De nadelige gevolgen voor verzoeker zijn dan ook niet onevenredig in verhouding tot de met het besluit te dienen doelen. Die doelen zijn de belangen van de burgemeester om de rol van de woning in de keten van drugshandel te beëindigen en om risico’s voor de veiligheid en de leefbaarheid zo veel mogelijk te voorkomen. De belangen van verzoeker om in de woning te kunnen blijven tijdens de bezwaarprocedure wegen gelet daarop minder zwaar dan die van de burgemeester.