ECLI:NL:RBMNE:2025:114
Rechtbank Midden-Nederland
- Beschikking
- Rechtspraak.nl
Vernietiging ontslag op staande voet en afwijzing ontbindingsverzoek in arbeidsgeschil
In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Midden-Nederland op 17 januari 2025 uitspraak gedaan in een arbeidsgeschil tussen [partij I] en [partij II]. [partij I] was in dienst bij [partij II] en werd op 3 september 2024 op staande voet ontslagen wegens vermeende arbeidstijdfraude. [partij I] betwistte de rechtmatigheid van het ontslag en verzocht om vernietiging van het ontslag en betaling van haar loon. De kantonrechter oordeelde dat het ontslag op staande voet niet rechtsgeldig was, omdat er geen dringende reden was voor het ontslag. De kantonrechter stelde vast dat de werkgever, [partij II], onvoldoende bewijs had geleverd voor de beschuldiging van fraude en dat de omstandigheden van de werknemer, zoals haar zwangerschap en ziekte, niet in acht waren genomen. Het verzoek van [partij I] om haar loon vanaf 1 september 2024 te betalen werd toegewezen, evenals de wettelijke verhoging en rente. Daarnaast werd het verzoek van [partij II] om de arbeidsovereenkomst te ontbinden afgewezen, omdat er een wettelijk opzegverbod gold tijdens ziekte en zwangerschap. De proceskosten werden toegewezen aan [partij I].