ECLI:NL:RBMNE:2025:1097

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
14 maart 2025
Publicatiedatum
17 maart 2025
Zaaknummer
11508665 UE VERZ 25-16
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Procedures
  • Beschikking
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Ontbinding van de arbeidsovereenkomst wegens verstoorde arbeidsverhouding

In deze zaak heeft de Rechtbank Midden-Nederland op 14 maart 2025 een beschikking gewezen inzake de ontbinding van de arbeidsovereenkomst tussen [verzoekende partij] B.V. en [verwerende partij]. De werknemer, [verwerende partij], is niet verschenen tijdens de mondelinge behandeling, en er is geen disfunctioneren vastgesteld. Echter, de kantonrechter heeft geoordeeld dat er wel sprake is van een verstoorde arbeidsverhouding. De vertrouwensbasis voor een vruchtbare voortzetting van de arbeidsovereenkomst is komen te vervallen. De kantonrechter heeft het ontbindingsverzoek van [verzoekende partij] toegewezen, en de arbeidsovereenkomst zal eindigen per 1 mei 2025. Tevens is [verzoekende partij] veroordeeld tot betaling van de wettelijke transitievergoeding aan [verwerende partij]. De procedure is gestart met een verzoekschrift dat op 23 januari 2025 is ingediend, en de mondelinge behandeling vond plaats op 21 februari 2025. De kantonrechter heeft vastgesteld dat [verwerende partij] op de juiste wijze is opgeroepen, maar niet is verschenen, en dat er geen gemachtigde is aangewezen. De kantonrechter heeft de proceskosten gecompenseerd en de beschikking uitvoerbaar bij voorraad verklaard.

Uitspraak

RECHTBANKMIDDEN-NEDERLAND
Civiel recht
Kantonrechter
Zittingsplaats Utrecht
Zaaknummer / rekestnummer: 11508665 \ UE VERZ 25-16
Beschikking van 14 maart 2025
in de zaak van
[verzoekende partij] B.V.,
gevestigd te [vestigingsplaats] ,
verzoekende partij,
hierna te noemen: [verzoekende partij] ,
gemachtigde: mr. S.S. Wahab,
tegen
[verwerende partij],
wonende te [woonplaats] ,
verwerende partij,
hierna te noemen: [verwerende partij] ,
niet verschenen.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • het verzoekschrift met producties 1 tot en met 36 van [verzoekende partij] , door de griffie van de rechtbank ontvangen op 23 januari 2025;
  • het e-mailbericht van mevrouw [A] (zus van [verwerende partij] ) met als bijlage een brief;
  • het betekeningsexploot van 6 februari 2025 waarin het verzoekschrift en de oproepingsbrief van 28 januari 2025 aan het adres van [verwerende partij] zijn betekend;
  • de mondelinge behandeling van 21 februari 2025, waarvan de griffier aantekeningen heeft gemaakt.
1.2.
Tijdens de mondelinge behandeling was namens [verzoekende partij] aanwezig de heer
[B] (leidinggevende van [verwerende partij] ) en mevrouw [C] (HR-manager), samen met de gemachtigde mr. Wahab. Namens [verwerende partij] is niemand verschenen.
[verzoekende partij] heeft haar standpunt toegelicht en zij heeft vragen van de kantonrechter beantwoord.
1.3.
Aan het slot van de mondelinge behandeling heeft de kantonrechter medegedeeld dat er een beschikking zal worden gewezen.

2.De kern van de zaak

[verwerende partij] , geboren op [1983] , is sinds 15 november 2022 in dienst bij (de rechtsvoorgangster van) [verzoekende partij] , laatstelijk in de functie van Associate Director Quality, Regulatory and Pharmacovigiliance. [verzoekende partij] verzoekt in deze procedure om ontbinding van de arbeidsovereenkomst met [verwerende partij] , omdat er volgens haar primair sprake is van disfunctioneren en subsidiair van een verstoorde arbeidsverhouding. De kantonrechter concludeert dat niet is komen vast te staan dat sprake is van een disfunctioneren, maar dat wel is gebleken van een verstoorde arbeidsverhouding tussen partijen. Op die grond wijst de kantonrechter het ontbindingsverzoek toe. De arbeidsovereenkomst zal eindigen per 1 mei 2025. Daarnaast moet [verzoekende partij] aan [verwerende partij] de wettelijke transitievergoeding betalen.

3.De beoordeling

[verwerende partij] is niet verschenen in deze procedure
3.1.
De kantonrechter stelt vast dat [verwerende partij] – ondanks deugdelijke oproeping – niet is verschenen op de mondelinge behandeling. De oproeping voor de zitting is eerst per gewone post naar het adres van [verwerende partij] in [woonplaats] gestuurd. Op 6 februari 2025 heeft [verzoekende partij] [verwerende partij] bovendien bij deurwaardersexploot opgeroepen op het adres van [verwerende partij] in [woonplaats] . [verzoekende partij] heeft daarmee voldaan aan artikel 3.3.7 van het ‘landelijk procesreglement verzoekschriftprocedures rechtbanken kanton handel en voorzieningenrechter’. [verwerende partij] is dus op de juiste wijze opgeroepen voor de mondelinge behandeling. Uit het e-mailbericht van de familie van [verwerende partij] volgt dat hij sinds december 2024 als vermist is opgegeven. Uit de daarop volgende correspondentie volgt dat er geen gemachtigde is aangewezen door [verwerende partij] . De familie van [verwerende partij] vraagt om bespreking van de inhoud van hun brief. Van de zijde van [verzoekende partij] is verzocht om de mondelinge behandeling door te laten gaan en op het verzoek te beslissen. Gelet op het voorgaande kan de afwezigheid van [verwerende partij] niet aan [verzoekende partij] worden tegengeworpen, is de zaak inhoudelijk behandeld op 21 februari 2025 en zal ook op het verzoek van [verzoekende partij] worden beslist.
Het kader van het ontbindingsverzoek van [verzoekende partij]
3.2.
Het gaat in deze zaak om de vraag of de arbeidsovereenkomst tussen partijen moet worden ontbonden (artikel 7:671b lid 1 sub a BW). Een arbeidsovereenkomst kan alleen worden ontbonden als daar een redelijke grond voor is. In de wet is bepaald wat een redelijke grond is (artikel 7:669 lid 3 BW). Ook is voor ontbinding vereist dat herplaatsing van de werknemer binnen een redelijke termijn niet mogelijk is of niet in de rede ligt. [verzoekende partij] heeft haar ontbindingsverzoek primair gebaseerd op een disfunctioneren van [verwerende partij] (artikel 7:669 lid 3 sub d BW). Subsidiair heeft [verzoekende partij] haar ontbindingsverzoek gebaseerd op een verstoorde arbeidsverhouding (artikel 7:669 lid 3 sub g BW).
3.3.
Van een opzegverbod is geen sprake, zodat dit het verzoek van [verzoekende partij] niet in de weg staat. [verwerende partij] heeft zich per 1 oktober 2024 na een periode van ziekte volledig beter gemeld.
De arbeidsovereenkomst wordt ontbonden vanwege een verstoorde arbeidsverhouding
3.4.
[verzoekende partij] is een dochteronderneming van de internationale farmaceutische groep [verzoekende partij] S.p.A. en zij biedt hoogwaardige therapeutische oplossingen en werkt nauw samen met patiënten en zorgverleners. In januari 2024 heeft [verzoekende partij] activiteiten overgenomen van [bedrijf] NV (hierna: [bedrijf] ). De overname heeft geresulteerd in een fusie tussen [verzoekende partij] en [bedrijf] op 30 september 2024.
3.5.
[verwerende partij] is op 15 november 2022 in dienst getreden bij [bedrijf] in de functie van Associate Director Quality, Regulatory and Pharmacovigiliance. Onderdeel van deze functie is ook de rol van Responsible Person. Zijn laatste salaris bedroeg € 8.101,85 per maand exclusief vakantietoeslag (8%) en 13e maand. Per 1 oktober 2024 is [verwerende partij] – vanwege de overname door [verzoekende partij] - van rechtswege in dienst bij [verzoekende partij] .
3.6.
[verzoekende partij] stelt primair dat de redelijke grond voor ontbinding is gelegen in het disfunctioneren van [verwerende partij] . Volgens [verzoekende partij] is [verwerende partij] ongeschikt voor de bedongen arbeid vanwege zijn houding, in het bijzonder zijn weigering om mee te werken aan een verbeterplan, zijn manier van communicatie en het weigerachtige, ontkennend gedrag dat getuige volgens [verzoekende partij] van een gebrek aan zelfreflectie. [verwerende partij] is weliswaar niet verschenen in deze procedure, maar uit het (proces)dossier volgt dat er voorafgaand aan het verzoek tot ontbinding over een langere periode tussen partijen is gecommuniceerd. Naar het oordeel van de kantonrechter volgt hieruit dat [verwerende partij] het niet eens was met het door [verzoekende partij] gestelde disfunctioneren in zijn functie. Over het door [verzoekende partij] voorgestelde plan van aanpak om te komen tot een verbetering van het functioneren is ook bij herhaling geschreven en gesproken, maar het is nooit in werking getreden.
Het door [verzoekende partij] aangevoerde disfunctioneren is daarom niet komen vast te staan. Dit betekent dat de primaire grondslag van [verzoekende partij] niet slaagt.
3.7.
[verzoekende partij] heeft subsidiair aan haar ontbindingsverzoek een verstoring van de arbeidsverhouding ten grondslag gelegd. Vooropgesteld wordt dat voor een ontbinding op basis van de g-grond meer nodig is dan een in de ogen van de werkgever verstoorde arbeidsverhouding. Zoals uit het slot van artikel 7:669 lid 3 sub g BW blijkt, is daarvoor niet alleen een verstoorde arbeidsverhouding in algemene zin vereist, maar ook dat deze zodanig is dat van de werkgever in redelijkheid niet kan worden gevergd om de arbeidsovereenkomst te laten voortduren. Uitgangspunt bij de zogenoemde g-grond is dat er een ernstige en duurzame verstoring moet zijn.
3.8.
Op grond van de stellingen van [verzoekende partij] komt de kantonrechter tot het oordeel dat sprake is van een verstoorde arbeidsverhouding. Daartoe overweegt zij als volgt. Aanleiding voor de gesprekken tussen partijen over het functioneren van [verwerende partij] vormt een inspectiebezoek in september 2023 van de Inspectie Gezondheidszorg en Jeugd bij [bedrijf] . In het rapport naar aanleiding van deze inspectie staat dat [verwerende partij] in zijn toenmalige functie onvoldoende kennis en bekwaamheid had voor die functie. Daarop heeft [verzoekende partij] [verwerende partij] aangesproken om tot verbetering van zijn functioneren te komen in de vorm van een verbetertraject. Vanwege de arbeidsongeschiktheid van [verwerende partij] in de periode van oktober 2023 tot en met januari 2024 is de start van dat verbetertraject uitgesteld. Na de re-integratie van [verwerende partij] (die plaatsvond in de periode van februari 2024 tot oktober 2024) heeft [verzoekende partij] vanaf november 2024 geprobeerd om met [verwerende partij] tot afspraken over een verbetertraject te komen. Als gevolg van de onwillige houding van [verwerende partij] is dit plan voor dit verbetertraject er nooit gekomen. [verwerende partij] is met ingang van 24 oktober 2024 vrijgesteld van het verrichten van werkzaamheden met behoud van zijn gebruikelijk salaris.
Partijen zijn, als gevolg van de ontstane impasse, een mediationtraject gestart. Na enkele inleidende gesprekken heeft [verwerende partij] het contact verbroken en is de mediation gestaakt. [verwerende partij] heeft, met medeneming van de aan hem ter beschikking gestelde auto, ieder contact met [verzoekende partij] verbroken. [verzoekende partij] heeft [verwerende partij] er schriftelijk op gewezen dat zij over zou gaan tot indiening van een verzoekschrift tot ontbinding van de arbeidsovereenkomst wanneer zij niet van [verwerende partij] zou vernemen. Toen iedere reactie van [verwerende partij] uitbleef, is overgegaan tot indiening van dit verzoekschrift. Uit het registratiesysteem in deze auto volgt, zo stelt [verzoekende partij] en volgt ook uit de brief van de familie van [verwerende partij] , dat [verwerende partij] zich gedurende enige tijd in Italië bevindt. Ook pogingen van de familie om contact met [verwerende partij] te krijgen, zijn tevergeefs geweest.
3.9.
In deze omstandigheden is naar het oordeel van de kantonrechter voldoende komen vast te staan dat de vertrouwensbasis voor vruchtbare voortzetting van het dienstverband is komen te vervallen. [verzoekende partij] heeft zich op verschillende manieren en gedurende langere tijd ingespannen om de arbeidsverhouding te herstellen. Uit het bovenstaande volgt dan ook dat de verhouding tussen [verzoekende partij] en [verwerende partij] zodanig ernstig en duurzaam is verstoord dat herstel van de arbeidsrelatie niet meer mogelijk is. Herplaatsing behoort, mede gelet op de langdurige afwezigheid van [verwerende partij] zonder enig bericht daarover richting [verzoekende partij] , niet tot de mogelijkheden. De kantonrechter zal de arbeidsovereenkomst daarom op grond van een verstoorde arbeidsverhouding ontbinden. Het einde van de arbeidsovereenkomst zal worden bepaald op 1 mei 2025. Dat is de datum waarop de arbeidsovereenkomst bij regelmatige opzegging zou zijn geëindigd, verminderd met de duur van deze procedure.
[verwerende partij] heeft recht op een transitievergoeding
3.10.
[verwerende partij] heeft op grond van artikel 7:673 BW recht op een transitievergoeding. [verzoekende partij] is ook van mening dat [verwerende partij] hier recht op heeft. [verzoekende partij] heeft deze vergoeding berekend op een bedrag van € 7.189,37 bruto, maar uit de berekening van die vergoeding (productie 36) blijkt dat deze berekening is gemaakt met
1 maart 2025 als einddatum van de arbeidsovereenkomst. Omdat het einde van de arbeidsovereenkomst wordt bepaald op 1 mei 2025, moet deze transitievergoeding opnieuw worden berekend. [verzoekende partij] zal daarom worden veroordeeld tot betaling van de transitievergoeding op grond van artikel 7:673 BW.
De proceskosten worden gecompenseerd
3.11.
Gelet op de aard van de zaak en de gegeven omstandigheden ziet de kantonrechter aanleiding de proceskosten te compenseren.
Uitvoerbaarheid bij voorraad
3.12.
Deze beschikking wordt uitvoerbaar bij voorraad verklaard. Dat betekent dat de beschikking meteen mag worden uitgevoerd, ook als één van de partijen aan een hogere rechter vraagt om de zaak opnieuw te beoordelen.

4.De beslissing

De kantonrechter
4.1.
ontbindt de arbeidsovereenkomst tussen partijen met ingang van 1 mei 2025;
4.2.
veroordeelt [verzoekende partij] om aan [verwerende partij] een transitievergoeding te betalen zoals bedoeld in artikel 7:673 lid 1 en 2 BW over een dienstverband gedurende de periode van
15 november 2022 tot 1 mei 2025;
4.3.
compenseert de proceskosten tussen partijen, in die zin dat iedere partij de eigen kosten draagt;
4.4.
verklaart deze beschikking uitvoerbaar bij voorraad;
4.5.
wijst het meer of anders verzochte af.
Deze beschikking is gegeven door mr. C.J.M. Hendriks en in het openbaar uitgesproken op 14 maart 2025.