In deze uitspraak van de Rechtbank Midden-Nederland, gedaan op 25 februari 2025, is het beroep van eiser gegrond verklaard. Eiser had bezwaar gemaakt tegen de definitieve beschikking van de Dienst Toeslagen met betrekking tot de compensatie voor kinderopvangtoeslag, omdat verweerder niet tijdig had beslist op zijn bezwaar van 14 mei 2024. De rechtbank heeft vastgesteld dat de beslistermijn is overschreden, aangezien verweerder op 15 november 2024 in gebreke was gesteld. Eiser heeft vervolgens op 6 januari 2025 beroep ingesteld tegen het niet tijdig nemen van een besluit. De rechtbank heeft het onderzoek gesloten, omdat geen van de partijen gebruik heeft gemaakt van het recht om gehoord te worden.
De rechtbank oordeelt dat verweerder alsnog een besluit moet nemen en dat dit binnen twee weken na de uitspraak moet gebeuren, tenzij er bijzondere omstandigheden zijn die een andere termijn rechtvaardigen. De rechtbank heeft in eerdere uitspraken aangegeven dat een termijn van veertig weken na het indienen van het verweerschrift realistisch is, gezien de gemiddelde doorlooptijd van de bezwaarprocedure. De uiterlijke datum voor verweerder om een besluit op bezwaar bekend te maken is vastgesteld op 21 oktober 2025.
Daarnaast heeft de rechtbank een dwangsom opgelegd van € 50,- per dag voor elke dag dat verweerder de termijn overschrijdt, met een maximum van € 15.000,-. De hoogte van de dwangsom is vastgesteld op € 1.442,-, omdat er al 42 dagen zijn verstreken sinds verweerder in gebreke is. Eiser heeft ook recht op een vergoeding van de proceskosten, die door verweerder moet worden betaald, en het door eiser betaalde griffierecht moet worden vergoed. De rechtbank heeft de proceskosten vastgesteld op € 453,50.