ECLI:NL:RBMNE:2025:1059

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
11 maart 2025
Publicatiedatum
13 maart 2025
Zaaknummer
UTR 24/3057
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing urgentieaanvraag voor woning op basis van zelf veroorzaakte situatie en hardheidsclausule

In deze zaak heeft de Rechtbank Midden-Nederland op 11 maart 2025 uitspraak gedaan in een beroep van eiseres tegen de afwijzing van haar urgentieaanvraag voor een woning door het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Almere. Eiseres, die in een tweekamerappartement woont met haar drie minderjarige kinderen, heeft de urgentieaanvraag ingediend op medische gronden, omdat zij vond dat de woning te klein was voor haar gezin. De rechtbank heeft vastgesteld dat eiseres zelf verantwoordelijk is voor de huidige woonsituatie, aangezien zij haar gezin heeft uitgebreid zonder zicht op een grotere woning. Het college heeft de aanvraag afgewezen op basis van de huisvestingsverordening, die stelt dat de situatie niet zelf veroorzaakt mag zijn. Eiseres heeft ook een beroep gedaan op de hardheidsclausule, maar de rechtbank oordeelde dat er geen sprake was van een uitzonderlijke situatie die toepassing van deze clausule rechtvaardigde. De rechtbank heeft het beroep ongegrond verklaard, wat betekent dat de afwijzing van de urgentieaanvraag door het college terecht was. Eiseres krijgt geen urgentieverklaring en ook geen terugbetaling van griffierecht of proceskosten.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND
Zittingsplaats Almere
Bestuursrecht
zaaknummer: UTR 24/3057

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 11 maart 2025 in de zaak tussen

[eiseres] , uit [woonplaats] , eiseres

(gemachtigde: mr. A.S. Sewman),
en

het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Almere, het college

(gemachtigden: mr. J.H.S. Biervliet en K. Bahora).

Totstandkoming van het besluit

1. Eiseres woont sinds [datum] 2020 op de [adres] in [woonplaats] (hierna: de woning). In eerste instantie woonde zij hier als alleenstaande moeder met haar zoontje. Na de geboorte heeft eiseres haar huidige partner leren kennen. Uit deze relatie is in 2023 een dochtertje geboren. Eiseres heeft daarnaast nog een oudere zoon uit een eerdere relatie. In het kader van gezinshereniging is hij in 2023 naar Nederland gekomen en bij eiseres komen wonen. Eiseres woont nu dus in een tweekamerappartement met haar drie minderjarige kinderen.
2. Op 17 augustus 2023 heeft eiseres een urgentieverklaring aangevraagd op medische gronden. Ter onderbouwing heeft eiseres aangegeven dat de woning te klein is voor haar gezin. Op het moment van de aanvraag was eiseres zwanger. Eiseres ervaarde veel stress vanwege de problemen met de huisvesting wat niet ten goede kwam aan haar zwangerschap. Eiseres had een slechte nachtrust en veel zorgen over haar kinderen. In verband met haar rugklachten is een goede slaapplaats belangrijk. Daarnaast lijden de kinderen ook onder deze omstandigheden. Eiseres is al geruime tijd op zoek naar een geschikte woonruimte maar zonder enig succes.
3. Op 8 september 2023 heeft het college de urgentieaanvraag afgewezen. Dit besluit is genomen op basis van het advies van de urgentiecommissie. Het advies is gebaseerd op de regelgeving in de Huisvestingsverordening Almere 2019 (hierna: huisvestingsverordening). De urgentiecommissie heeft geoordeeld dat niet voldaan is aan de voorwaarden voor urgentieverlening zoals vermeld in de huisvestingsverordening. Volgens de commissie heeft eiseres de situatie zelf veroorzaakt, of had ze deze kunnen voorkomen. [1] Daarnaast is er geen sprake van een zodanige uitzonderlijke situatie dat de hardheidsclausule toegepast dient te worden. Eiseres is tegen dit besluit in bezwaar gegaan.
4. Met het bestreden besluit van 1 februari 2024 op het bezwaar van eiseres is het college bij de afwijzing van de urgentieaanvraag gebleven. Eiseres is hiertegen in beroep gegaan.
5. De rechtbank heeft het beroep op 30 januari 2025 op zitting behandeld. Hieraan hebben deelgenomen: eiseres, de gemachtigde van eiseres, P. Cuijpers als tolk en de gemachtigden van het college.

Beoordeling door de rechtbank

6. De rechtbank beoordeelt of het college de urgentieaanvraag terecht heeft afgewezen. De rechtbank zal dit beoordelen aan de hand van de beroepsgronden van eiseres.
7. De rechtbank is van oordeel dat het beroep ongegrond is. Het college heeft zich terecht op het standpunt gesteld dat eiseres zelf de woonnoodsituatie heeft veroorzaakt. Hierna legt de rechtbank uit hoe zij tot dit oordeel komt en welke gevolgen dit oordeel heeft.
Is de situatie door eiseres zelf veroorzaakt of kon deze worden voorkomen?
8. Eiseres voert aan dat zij de huidige situatie niet zelf heeft veroorzaakt en deze ook niet had kunnen voorkomen. Destijds had eiseres geen andere mogelijkheden dan met haar pasgeboren zoon in de huidige woning te gaan wonen. Haar zoon is nu ouder en dient voor zijn welzijn een eigen slaapkamer te krijgen. Eiseres heeft daarnaast al geruime tijd geprobeerd om herenigd te worden met haar zoon. Gezien haar inkomsten was dat destijds niet mogelijk. In 2023 is de oudste zoon uiteindelijk toch bij eiseres ingetrokken. Ze voert daarbij aan dat de gezinsuitbreiding en -hereniging een fundamenteel recht is – neergelegd in artikel 8 van het Europees Verdrag voor de Rechten van de mens (EVRM) – en haar daarom niet kan worden tegengeworpen dat zij dit recht nu ook uitoefent.
9. De rechtbank stelt vast dat het college beoordelings- en beleidsvrijheid heeft bij het beoordelen van een urgentieaanvraag. Om die reden dient de rechtbank het bestreden besluit terughoudend te toetsen. Gelet op het grote aantal aanvragen voor urgentie en het in verhouding daartoe geringe aantal beschikbare woningen is het restrictieve beleid van het college, volgens de Afdeling, niet onredelijk. [2]
10. Het college moet eerst beoordelen of eiseres aan de algemene voorwaarden voor urgentie voldoet. Alleen als eiseres daaraan voldoet, toetst het college de aanvraag aan de specifieke criteria van de diverse urgentie categorieën. Als iemand niet aan één van de algemene voorwaarden voldoet, wijst het college de urgentieaanvraag af. [3] Dat is het geval bij eiseres. De algemene voorwaarde die aan eiseres wordt tegengeworpen is de voorwaarde dat de woningzoekende de situatie niet zelf heeft veroorzaakt en deze ook niet had kunnen voorkomen. In de beleidsregels bij de huisvestingsverordening is deze voorwaarde niet nader uitgelegd.
11. Tijdens de zitting heeft het college verder toegelicht waarom eiseres niet voldoet aan de voorwaarde die hiervoor is genoemd. Het college heeft benadrukt dat ze het eiseres niet tegenwerpt dat ze haar gezin heeft uitgebreid. Daarmee heeft eiseres echter wel haar gezin uitgebreid terwijl op dat moment geen zicht was op een andere, grotere woning. Dit betekent volgens het college dat eiseres geen recht heeft op een urgentieverklaring omdat de woonsituatie die is ontstaan, het gevolg is van de keuzes van eiseres. Eiseres draagt namelijk zelf de verantwoordelijkheid voor de gevolgen van deze keuze, aldus het college.
12. De rechtbank begrijpt dat eiseres met haar zoontje in de huidige woning is gaan wonen via een urgentieverklaring en dat zij destijds niet de mogelijkheid had om een grotere woning te huren. De rechtbank begrijpt ook dat de oudste zoon van eiseres in het kader van gezinshereniging daar ook is komen wonen en dat uit de relatie van eiseres met haar huidige partner haar jongste kind is geboren. De rechtbank is, net als het college, van oordeel dat het aan eiseres is om te beslissen over de samenstelling van haar gezin en huishouden. Het staat eiseres vrij om dit soort beslissingen te maken, maar dat betekent niet dat zij dan in aanmerking komt voor een urgentieverklaring vanwege de woonsituatie die daardoor ontstaat. De rechtbank volgt dus ook het standpunt van het college dat eiseres haar gezin heeft uitgebreid terwijl er op dat moment geen zicht was op een andere, grotere, woning. Het college stelt zich dan ook terecht op het standpunt dat eiseres de situatie had kunnen voorkomen. De rechtbank is daarmee van oordeel dat eiseres niet voldoet aan de algemene voorwaarde van artikel 11, vierde lid, onder g, van de huisvestingsverordening. Deze beroepsgrond slaagt niet.
Slaagt het beroep op de hardheidsclausule?
13. Eiseres doet daarnaast een beroep op de hardheidsclausule. Ze voert aan dat het college geen juiste belangenafweging heeft gemaakt. Eiseres heeft het recht om haar gezin uit te breiden en te herenigen. [4] Het kan niet van haar verwacht worden om haar gezinsuitbreiding uit te stellen tot het moment waarop zij passende woonruimte heeft gevonden. Daarnaast voert eiseres aan dat haar kinderen lijden onder de huidige omstandigheden. Dit heeft een negatief effect op het welzijn van de kinderen. Dit leidt er volgens eiseres toe dat er sprake is van een dusdanig uitzonderlijke situatie dat het college af dient te wijken van de huisvestingsverordening. Ter zitting heeft eiseres nog aangegeven dat het momenteel ook slechter gaat met haar oudste zoon door de thuissituatie. Hij krijgt hiervoor hulp vanuit school.
14. De rechtbank overweegt dat het college alleen onder bijzondere omstandigheden alsnog, met toepassing van de hardheidsclausule, een urgentieverklaring kan verlenen. [5] Een urgentieverklaring is de uitzondering op de regel. De hardheidsclausule is daarop weer een uitzondering omdat iemand dan urgentie krijgt, terwijl die persoon niet aan de voorwaarden voldoet.
15. De rechtbank overweegt verder dat uit vaste rechtspraak van de Afdeling volgt dat artikel 8 van het EVRM geen recht op woonruimte garandeert. [6] Artikel 8 van het EVRM heeft als doel personen te beschermen tegen eventuele inbreuken van de overheid in hun privé, familie- en gezinsleven. Om deze rechten te waarborgen heeft de overheid enkele positieve verplichtingen. In dat verband moet een belangenafweging gemaakt worden tussen de belangen van het individu en het algemeen belang van een rechtvaardige woonruimteverdeling. De beslissing om na een dergelijke afweging urgentie te verlenen kan, op grond van de hardheidsclausule, en is een discretionaire bevoegdheid van het college.
16. De rechtbank is van oordeel dat het college in dit geval het algemeen belang bij een rechtvaardige woonruimteverdeling zwaarder heeft mogen laten wegen dan het belang van eiseres om op de door haar gewenste wijze vorm te geven aan haar gezinsleven. Binnen de regio Almere is er sprake van woningnood. De situatie waarin eiseres verkeert, is niet anders dan die van veel andere woningzoekenden, die in een vergelijkbare situatie verkeren. Het is niet uitzonderlijk dat er een gezin woont in een (te) kleine woning en dat een gezin wordt uitgebreid zonder dat er passende woonruimte is. Dat in het geval van eiseres de gezinsuitbreiding deels het gevolg is van gezinshereniging, maakt haar situatie niet wezenlijk anders dan die van andere gezinnen die in een (te) kleine woning wonen. Als deze woningzoekenden voorrang krijgen, betekent dit dat anderen langer op een woning moeten wachten. Bovendien is niet gebleken dat de kinderen op het moment van het bestreden besluit in een onveilige (woon)situatie verkeerden of dat de gezondheidstoestand van de kinderen zodanig ernstig wordt bedreigd dat er toen aanleiding was om per direct voorrang op de woningmarkt te verlenen. De rechtbank is daarmee van oordeel dat het college zich terecht op het standpunt heeft gesteld dat er geen sprake is van een zodanig uitzonderlijke situatie dat er afgeweken moest worden van de huisvestingsverordening. Het beroep op de hardheidsclausule slaagt daarom niet.
17. Wat eiseres tijdens de zitting heeft aangevoerd over haar oudste zoon en de hulp die hij krijgt, leidt niet tot een ander oordeel. Het college heeft tijdens de zitting hierover terecht opgemerkt dat dit niet het geval was toen het bestreden besluit werd genomen. Dat de situatie van de oudste zoon inmiddels volgens eiseres is verslechterd, leidt daarom niet tot het oordeel dat het bestreden besluit onjuist is. Wel heeft het college tijdens de zitting aangegeven dat eiseres altijd een gratis intakegesprek kan voeren met het Vierde Huis om te kijken of de huidige situatie wel aanleiding is voor een urgentieverklaring. Ze mag namelijk altijd een nieuwe aanvraag voor urgentie indienen. Bovendien kan eiseres volgens het college haar zoekkans vergroten door vaker en slimmer te reageren op het beschikbare aanbod. Dit kan ze doen door meer te reageren op woningen waar minder reacties op zijn gekomen, woningen die worden geloot en door naar woningen te kijken in Almere Haven en Almere Buiten.
18. De beroepsgrond van eiseres over de schending van artikel 3 IVRK is tijdens de zitting ingetrokken. De rechtbank zal hier dan ook verder niet inhoudelijk op in gaan.

Conclusie en gevolgen

19. Het beroep is ongegrond. Dat betekent dat het college de urgentieaanvraag terecht heeft afgewezen. Eiseres krijgt dus geen urgentieverklaring. Zij krijgt daarom het griffierecht niet terug en ze krijgt ook geen vergoeding van haar proceskosten.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. I. Helmich, rechter, in aanwezigheid van mr. E.S. Dorsman, griffier. Uitgesproken in het openbaar op 11 maart 2025.
griffier
rechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Informatie over hoger beroep

Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met deze uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen.

Voetnoten

1.Zie artikel 11, vierde lid, onder g ,van de huisvestingsverordening.
2.Zie bijvoorbeeld de uitspraak van de Afdeling van 9 maart 2016 (ECLI:NL:RVS:2016:628).
3.Dit volgt uit bijlage II van de huisvestingsverordening.
4.Op grond van artikel 8 van het Europees Verdrag voor de rechten van de Mens (EVRM).
5.Zie artikel 27f van de Huisvestingsverordening Almere 2019.
6.Zie bijvoorbeeld de uitspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State van 1 maart 2023, ECLI:NL:RVS:2023:817, rechtsoverweging 4.3.