In deze zaak heeft eiseres beroep ingesteld tegen de Dienst Toeslagen omdat zij van mening is dat er niet tijdig is beslist op haar bezwaar van 4 juli 2024 tegen de definitieve beschikking compensatie kinderopvangtoeslag. De rechtbank heeft op 20 februari 2025 uitspraak gedaan in deze zaak. De Dienst Toeslagen heeft op 24 januari 2025 een verweerschrift ingediend, maar geen van de partijen heeft verzocht om een zitting. De rechtbank heeft het onderzoek daarop gesloten. De rechtbank overweegt dat tegen het niet tijdig nemen van een besluit beroep kan worden ingesteld, en dat de beslistermijn in deze zaak is overschreden. De rechtbank oordeelt dat de Dienst Toeslagen alsnog een besluit moet nemen, en dat dit binnen twee weken na de uitspraak moet gebeuren. In bijzondere gevallen kan de rechtbank een andere termijn bepalen. De rechtbank heeft vastgesteld dat in deze zaak sprake is van een bijzonder geval, en heeft een nadere beslistermijn van veertig weken na het indienen van het verweerschrift als realistisch beoordeeld. De uiterlijke datum waarop de Dienst Toeslagen een besluit op bezwaar bekend moet maken is vastgesteld op 31 oktober 2025. Daarnaast heeft de rechtbank een dwangsom van € 50,- per dag opgelegd voor elke dag dat de Dienst Toeslagen de termijn overschrijdt, met een maximum van € 15.000,-. Eiseres heeft verzocht om de dwangsom vast te stellen, en de rechtbank heeft deze vastgesteld op € 1.442,-. Omdat het beroep gegrond is, heeft de rechtbank ook bepaald dat de Dienst Toeslagen de proceskosten van eiseres moet vergoeden, tot een bedrag van € 453,50, en het betaalde griffierecht van € 51,- moet terugbetalen.