ECLI:NL:RBMNE:2025:1050

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
20 februari 2025
Publicatiedatum
13 maart 2025
Zaaknummer
UTR 25/340
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
  • M. Vollebregt-Kuipers
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beroep tegen niet tijdig beslissen op bezwaar inzake compensatie kinderopvangtoeslag

In deze zaak heeft eiseres beroep ingesteld tegen de Dienst Toeslagen omdat zij van mening is dat er niet tijdig is beslist op haar bezwaar van 4 juli 2024 tegen de definitieve beschikking compensatie kinderopvangtoeslag. De rechtbank heeft op 20 februari 2025 uitspraak gedaan in deze zaak. De Dienst Toeslagen heeft op 24 januari 2025 een verweerschrift ingediend, maar geen van de partijen heeft verzocht om een zitting. De rechtbank heeft het onderzoek daarop gesloten. De rechtbank overweegt dat tegen het niet tijdig nemen van een besluit beroep kan worden ingesteld, en dat de beslistermijn in deze zaak is overschreden. De rechtbank oordeelt dat de Dienst Toeslagen alsnog een besluit moet nemen, en dat dit binnen twee weken na de uitspraak moet gebeuren. In bijzondere gevallen kan de rechtbank een andere termijn bepalen. De rechtbank heeft vastgesteld dat in deze zaak sprake is van een bijzonder geval, en heeft een nadere beslistermijn van veertig weken na het indienen van het verweerschrift als realistisch beoordeeld. De uiterlijke datum waarop de Dienst Toeslagen een besluit op bezwaar bekend moet maken is vastgesteld op 31 oktober 2025. Daarnaast heeft de rechtbank een dwangsom van € 50,- per dag opgelegd voor elke dag dat de Dienst Toeslagen de termijn overschrijdt, met een maximum van € 15.000,-. Eiseres heeft verzocht om de dwangsom vast te stellen, en de rechtbank heeft deze vastgesteld op € 1.442,-. Omdat het beroep gegrond is, heeft de rechtbank ook bepaald dat de Dienst Toeslagen de proceskosten van eiseres moet vergoeden, tot een bedrag van € 453,50, en het betaalde griffierecht van € 51,- moet terugbetalen.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND
Zittingsplaats Utrecht
Bestuursrecht
zaaknummer: UTR 25/340

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 20 februari 2025 in de zaak tussen

[eiseres], uit [woonplaats], eiseres

(gemachtigde: mr. A. Laghmouchi),
en

Dienst Toeslagen, verweerder(gemachtigde: [gemachtigde]).

Inleiding

Deze uitspraak gaat over het beroep dat eiseres heeft ingesteld, omdat verweerder volgens haar niet op tijd heeft beslist op haar bezwaar van 4 juli 2024 tegen de definitieve beschikking compensatie kinderopvangtoeslag.
Op 24 januari 2025 heeft verweerder een verweerschrift ingediend.
Partijen zijn gevraagd of zij gehoord willen worden op een zitting. Geen van partijen heeft verklaard gebruik te willen maken van dit recht. [1] Daarop heeft de rechtbank het onderzoek gesloten.

Overwegingen

1. Tegen het niet tijdig nemen van een besluit kan beroep worden ingesteld. [2] Het beroepschrift kan worden ingediend zodra het bestuursorgaan in gebreke is om op tijd een besluit te nemen en twee weken zijn verstreken nadat een schriftelijke ingebrekestelling door het bestuursorgaan is ontvangen. [3]
2. Tussen partijen is niet in geschil dat de beslistermijn is overschreden. Bij brief van
22 december 2024, ontvangen door verweerder op 30 december 2024, is verweerder in gebreke gesteld. Eiseres heeft meer dan twee weken daarna, te weten bij brief van
13 januari 2025, beroep ingesteld tegen het niet tijdig nemen van een besluit op haar bezwaar.
3. Het beroep is gegrond.
Verweerder moet alsnog een besluit nemen
4. Omdat verweerder nog geen (nieuw) besluit heeft genomen, bepaalt de rechtbank dat verweerder dit alsnog moet doen. Het bestuursorgaan moet dit in principe doen binnen twee weken na het verzenden van de uitspraak. In bijzondere gevallen kan de bestuursrechter een andere termijn bepalen. Het is vaste rechtspraak van de Afdeling dat die termijn niet onnodig lang, maar ook niet onrealistisch kort moet zijn.
5. De rechtbank stelt vast dat sprake is van een bijzonder geval waarin de wettelijke beslistermijn te kort is om een besluit te nemen. Over de vraag welke beslistermijn wel realistisch is, heeft de rechtbank op 25 oktober 2024 [4] uitspraak gedaan. De rechtbank heeft geoordeeld dat bij eerste beroepen tegen het niet tijdig beslissen op bezwaar een nadere beslistermijn van veertig weken na het indienen van het verweerschrift realistisch is. Deze termijn sluit aan bij de gemiddelde doorlooptijd van 549 dagen die de bezwaarprocedure op dit moment bedraagt en de termijn die de rechtbank Rotterdam heeft bepaald in haar uitspraak van 15 juli 2024 [5] .
6. Het verweerschrift dateert van 24 januari 2025 en de uiterlijke datum waarop verweerder een besluit op bezwaar bekend moet maken is dus 31 oktober 2025.
7. In de uitspraak van 25 oktober 2024 heeft de rechtbank verder overwogen dat in zaken zoals deze een dwangsom zal worden bepaald van € 50,- per dag voor iedere dag dat verweerder de hiervoor bepaalde termijn niet haalt met een maximum van € 15.000,-.
Bestuurlijke dwangsom
8. Eiseres heeft verzocht om de dwangsom vast te stellen. Als een bestuursorgaan een besluit niet op tijd neemt, moet het bestuursorgaan een dwangsom betalen voor elke dag dat het te laat is, voor maximaal 42 dagen. De dwangsom bedraagt de eerste veertien dagen € 23,- per dag, de daaropvolgende veertien dagen € 35,- per dag en de overige dagen € 45,- per dag. Het bestuursorgaan stelt de dwangsom vast binnen twee weken na de laatste dag waarover de dwangsom betaald moet worden. [6]
9. Verweerder heeft de hoogte van de dwangsom niet formeel in een besluit vastgesteld, maar slechts in zijn verweerschrift de hoogte van de nog toe te kennen dwangsom berekend.
De rechtbank stelt de hoogte van de dwangsom vast op het maximale bedrag van € 1.442,-, omdat er inmiddels al 42 dagen zijn verstreken sinds verweerder in gebreke is.
Proceskosten en griffierecht
10. Omdat het beroep gegrond is, krijgt eiseres een vergoeding voor de proceskosten die zij heeft gemaakt. Verweerder moet die vergoeding betalen. De vergoeding wordt met toepassing van het Besluit proceskosten bestuursrecht als volgt berekend. De bijstand door een gemachtigde levert 1 punt op (1 punt voor het indienen van het beroepschrift met een waarde per punt van € 907,-), bij een wegingsfactor 0,5. Toegekend wordt € 453,50.
10. Omdat de rechtbank het beroep gegrond verklaart, moet verweerder aan eiseres het door haar betaalde griffierecht vergoeden.

Beslissing

De rechtbank:
- verklaart het beroep gegrond;
-vernietigt het, met een besluit gelijk te stellen, niet tijdig nemen van een besluit;
- draagt verweerder op uiterlijk 31 oktober 2025 een besluit op bezwaar bekend te maken;
- bepaalt dat verweerder aan eiseres een dwangsom van € 50,- moet betalen voor elke dag waarmee hij de hiervoor genoemde termijn overschrijdt, met een maximum van € 15.000,-;
- stelt de door verweerder te betalen dwangsom vast op € 1.442,-;
- veroordeelt verweerder in de proceskosten van eiseres tot een bedrag van € 453,50;
- draagt verweerder op het betaalde griffierecht van € 51,- aan eiseres te vergoeden.
Deze uitspraak is gedaan door mr. M. Vollebregt-Kuipers, rechter, in aanwezigheid van mr. N.A.P. Vrijsen, griffier. De uitspraak is uitgesproken in het openbaar op 20 februari 2025.
griffier
rechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Bent u het niet eens met deze uitspraak?Als u het niet eens bent met deze uitspraak, kunt u een brief sturen naar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State waarin u uitlegt waarom u het er niet mee eens bent. Dit heet een beroepschrift. U moet dit beroepschrift indienen binnen 6 weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. U ziet deze datum hierboven.

Voetnoten

1.Artikel 8:57, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb).
2.Artikel 6:2, aanhef en onder b, in samenhang met artikel 7:1, eerste lid, aanhef en onder f, van de Awb.
3.Artikel 6:12, tweede lid, van de Awb.
6.Artikelen 4:17 en 4:18, eerste lid, van de Awb.