In deze zaak heeft eiseres beroep ingesteld tegen de Dienst Toeslagen omdat zij van mening is dat er niet tijdig is beslist op haar bezwaar van 26 augustus 2024 tegen de definitieve beschikking compensatie kinderopvangtoeslag. De rechtbank heeft op 20 februari 2025 uitspraak gedaan. Eiseres heeft geen gebruik gemaakt van haar recht om gehoord te worden op een zitting, waarna de rechtbank het onderzoek heeft gesloten. De rechtbank overweegt dat tegen het niet tijdig nemen van een besluit beroep kan worden ingesteld zodra het bestuursorgaan in gebreke is. Het is niet in geschil dat de beslistermijn is overschreden. De rechtbank oordeelt dat het beroep gegrond is en dat verweerder alsnog een besluit moet nemen binnen een bepaalde termijn. De rechtbank stelt vast dat in dit geval een termijn van veertig weken na het indienen van het verweerschrift realistisch is, gezien de gemiddelde doorlooptijd van de bezwaarprocedure. De rechtbank legt een dwangsom op van € 50,- per dag voor elke dag dat verweerder de termijn overschrijdt, met een maximum van € 15.000,-. Eiseres heeft verzocht om de dwangsom vast te stellen, en de rechtbank heeft deze vastgesteld op € 1.442,-. Daarnaast heeft de rechtbank bepaald dat verweerder de proceskosten van eiseres moet vergoeden, evenals het door haar betaalde griffierecht. De uitspraak is gedaan door mr. M.M. Vollebregt-Kuipers en is openbaar uitgesproken op 20 februari 2025.