In deze uitspraak van de Rechtbank Midden-Nederland, gedaan op 21 februari 2025, is het beroep van eiseres gegrond verklaard. Eiseres had bezwaar gemaakt tegen de definitieve beschikking van de Dienst Toeslagen inzake de compensatie voor kinderopvangtoeslag, omdat verweerder niet tijdig had beslist op haar bezwaar van 8 november 2023. De rechtbank had eerder, op 29 mei 2024, een uitspraak gedaan waarin verweerder was opgedragen om uiterlijk 30 juli 2024 een besluit op bezwaar te nemen. Verweerder heeft echter nagelaten om binnen deze termijn te beslissen, wat aanleiding gaf voor eiseres om opnieuw beroep in te stellen.
De rechtbank heeft vastgesteld dat het beroep terecht is ingediend bij de rechtbank Midden-Nederland, die bevoegd is om op het beroep te beslissen. De rechtbank heeft overwogen dat het niet tijdig nemen van een besluit door verweerder in strijd is met de wet en dat er een rechterlijke dwangsom van € 50,- per dag moet worden opgelegd voor elke dag dat verweerder de termijn overschrijdt, met een maximum van € 15.000,-. Daarnaast heeft de rechtbank bepaald dat verweerder binnen twintig weken na de uitspraak een besluit op bezwaar moet nemen.
Eiseres heeft recht op vergoeding van de proceskosten, die zijn vastgesteld op € 453,50, en het door haar betaalde griffierecht van € 53,- moet door verweerder worden vergoed. De uitspraak is openbaar uitgesproken en partijen zijn geïnformeerd over hun recht om in beroep te gaan bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State.