ECLI:NL:RBMNE:2025:1010

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
26 maart 2025
Publicatiedatum
12 maart 2025
Zaaknummer
11417312
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Ontbinding huurovereenkomst en ontruiming wegens huurachterstand

In deze zaak heeft eiser, die een woning verhuurt aan gedaagde, een vordering ingesteld wegens meerdere maanden huurachterstand. Gedaagde heeft in totaal € 7.960,00 aan huur, borg en energiekosten niet betaald. Eiser vordert betaling van € 6.510,00, ontbinding van de huurovereenkomst en ontruiming van de woning. De kantonrechter heeft de vorderingen van eiser toegewezen, omdat gedaagde meer dan drie maanden huurachterstand heeft. De huurovereenkomst wordt ontbonden per 1 mei 2025, en gedaagde moet de woning ontruimen. Daarnaast moet gedaagde € 7.960,00 betalen, vermeerderd met wettelijke rente vanaf 1 oktober 2024. De kantonrechter heeft ook de proceskosten aan gedaagde opgelegd, die in het ongelijk is gesteld. De beslissing is uitvoerbaar bij voorraad, wat betekent dat gedaagde de woning moet ontruimen, ook als hij in hoger beroep gaat.

Uitspraak

RECHTBANKMIDDEN-NEDERLAND
Civiel recht
Kantonrechter
Zittingsplaats Utrecht
Zaaknummer: 11417312 \ UC EXPL 24-7888
Vonnis van 26 maart 2025
in de zaak van
[eiser],
wonende in [woonplaats] ,
eisende partij,
hierna te noemen: [eiser] ,
procederend in persoon,
tegen
[gedaagde],
wonende in [woonplaats] ,
gedaagde partij,
hierna te noemen: [gedaagde] ,
gemachtigde: mr. C. van Steijn.

1.De procedure

1.1.
De kantonrechter heeft de volgende stukken ontvangen en gelezen:
- de dagvaarding;
- de conclusie van antwoord.
1.2.
De mondelinge behandeling is gehouden op 24 februari 2025. [eiser] is verschenen, vergezeld door [A] , die voor hem heeft getolkt. [gedaagde] is eveneens verschenen, vergezeld door [B] , begeleider van het buurtteam van de gemeente Utrecht. [B] is op de zitting ook als tolk voor [gedaagde] opgetreden.
1.3.
Na sluiting van de behandeling heeft de kantonrechter beslist dat vonnis zal worden gewezen.

2.De kern van de zaak

2.1.
[eiser] verhuurt een woning aan [gedaagde] . [gedaagde] heeft meerdere maanden de huur niet (volledig) betaald. Ook zijn de overeengekomen borg en de energiekosten niet voldaan. In totaal gaat het om een bedrag van € 7.960,00. In deze procedure vordert [eiser] de betaling van een bedrag van € 6.510,00. Daarnaast vordert [eiser] betaling van de huurtermijnen vanaf het moment van dagvaarding, ontbinding van de huurovereenkomst en ontruiming van de woning. De kantonrechter wijst deze vorderingen toe en zal hierna uitleggen waarom.

3.De achtergrond van de zaak

3.1.
[eiser] verhuurt een woonruimte aan [gedaagde] aan de [adres] in [plaats] . Partijen hebben een huurovereenkomst voor bepaalde tijd gesloten voor de periode 2 juni 2024 tot 1 juni 2025. In de huurovereenkomst is een huur van € 1.450,- per maand en een eenmalige borg van € 1.500,- overeengekomen. [gedaagde] dient daarnaast energiekosten aan [eiser] te vergoeden.
3.2.
[gedaagde] zat tijdelijk zonder inkomen, doordat hij zijn baan was verloren en hij niet wist op welke regelingen hij aanspraak kon maken om zijn verlies aan inkomen op te vangen. Hierdoor betaalde hij vanaf 1 juli 2024 de huur niet (volledig). Volgens [eiser] is het bedrag aan achterstallige huurtermijnen opgelopen tot een bedrag van € 6.250,00. Dit bedrag is opgebouwd uit de volgende bedragen:
- juli 2024: € 450,00;
- augustus 2024: € 1.450,00;
- september 2024: € 1.450,00;
- oktober 2024: € 1.450,00;
- november 2024 € 1.450,00;
Volgens [eiser] heeft [gedaagde] daarnaast ook de overeengekomen borg van € 1.500,00 en de achterstallige energiekosten van € 210,00 niet aan hem betaald. In totaal gaat het om een bedrag van € 7.960,00. In deze procedure vordert [eiser] betaling van de (resterende) huur over de maanden juli tot en met oktober, en de borg en de achterstallige energiekosten. In totaal is dat € 6.510,00. Daarnaast heeft [eiser] betaling gevorderd van de huur over de (op het moment van dagvaarden) toekomstige termijnen. Tussen partijen is niet in geschil dat de huur voor de maand november 2024 ook niet is betaald, zodat deze bij de vordering van [eiser] zal worden meegenomen.
3.3.
Vanaf november 2024 heeft [gedaagde] weer fulltime werk gevonden. Het gaat om een tijdelijk dienstverband met uitzicht op een vast dienstverband per juni 2025. Ook staat hij vanaf november 2024 onder toezicht van de crisisdiensthulpverlening van de gemeente Utrecht. Dat houdt – kort gezegd – in dat de gemeente Utrecht zijn inkomen beheert en de vaste lasten voor hem betaalt. Vanaf december 2024 heeft de gemeente Utrecht daarom de lopende huurtermijnen namens [gedaagde] aan [eiser] voldaan.
3.4.
Omdat betaling van het door [gedaagde] verschuldigde bedrag aan achterstallige huurtermijnen, energiekosten en borg uitbleef, is [eiser] overgegaan tot dagvaarding.

4.De beoordeling

4.1.
[eiser] heeft een verklaring voor recht gevorderd dat [gedaagde] is tekortgeschoten in de naleving van zijn verplichtingen als huurder. [eiser] vordert verder de ontbinding van de huurovereenkomst, de ontruiming van het gehuurde binnen drie dagen na betekening van het vonnis en betaling van de achterstallige huurtermijnen, energiekosten en verschuldigde borg plus de tot aan de ontbinding verschuldigde huurtermijnen. Ook maakt [eiser] aanspraak op een schadevergoeding voor de periode tussen de ontbinding van de huurovereenkomst en de daadwerkelijke ontruiming, en vergoeding van alle kosten die direct voortvloeien uit de gedwongen ontruiming, te vermeerderen met rente en proceskosten.
4.2.
[gedaagde] voert verweer. Hij betwist de hoogte van de vordering en stelt dat hij op dit moment geen aflossingscapaciteit heeft om de verschuldigde achterstallige huurtermijnen, energiekosten en borg te voldoen. Hij verwacht vanaf juli 2025 wel aflossingscapaciteit te hebben en kan dan beginnen met afbetalen.
4.3.
De kantonrechter zal de vorderingen van [eiser] toewijzen en overweegt daarover het volgende.
[gedaagde] moet € 7.960,00 aan achterstallige huur, energiekosten en borg betalen.
Periode juli-november 2024: € 7.960,00 aan achterstallige huur, energiekosten en borg
4.4.
Tussen partijen is niet in geschil dat [gedaagde] in de periode juli 2024 tot en met november 2024 de huur, de energiekosten en de borg niet (volledig) aan [eiser] heeft betaald. Partijen zijn het echter niet eens over de hoogte van het verschuldigde bedrag.
4.5.
De kantonrechter is van oordeel dat vaststaat dat er in de periode juli 2024 tot en met november 2024 een huurachterstand van € 6.250,00 is ontstaan. [eiser] heeft dit bedrag namelijk voldoende onderbouwd en [gedaagde] heeft dit niet (gemotiveerd) betwist. [gedaagde] heeft in augustus 2024 weliswaar nog € 210,00 aan [eiser] betaald, maar hij heeft niet weersproken dat dit bedrag diende ter betaling van eerder gemaakte energiekosten en niet ter aflossing van (een deel van) de achterstallige huur. De stelling van [gedaagde] dat [eiser] een onjuiste melding ‘vroegsignalering’ heeft gedaan en dat hij – zo begrijpt de kantonrechter – daardoor niet met behulp van hulpverlening zijn huurachterstand eerder heeft kunnen beperken, leidt niet tot een andere uitkomst. Vaststaat dat [eiser] in oktober 2024 een melding bij de gemeente Utrecht heeft gedaan via het e-mailadres ‘ [email-adres] @utrecht.nl’. Of een melding ‘vroegsignalering’ op die wijze bij de gemeente moet worden ingediend, is in dit geval niet relevant. [gedaagde] heeft namelijk erkend dat de schuldhulpverlening op het moment van de melding al (op zijn initiatief) in gang was gezet. Voor zover al sprake was van een onjuiste melding, heeft dit dus niet geleid tot vertraging in het verkrijgen van hulp bij het beperken van de huurachterstand.
4.6.
De kantonrechter is verder van oordeel dat [gedaagde] ook de overeengekomen borg van € 1.500,00 en de achterstallige energiekosten van € 210,00 aan [eiser] moet betalen. Doordat [eiser] deze kosten voldoende heeft onderbouwd en [gedaagde] deze niet (voldoende) heeft betwist, is vast komen te staan dat [gedaagde] deze kosten aan [eiser] verschuldigd is. Ten aanzien van de borg merkt de kantonrechter op dat deze aan [gedaagde] moet worden terugbetaald in het geval hij de woning bij het einde van de huurovereenkomst correct oplevert en hij de lopende en achterstallige huurtermijnen volledig aan [eiser] heeft voldaan.
4.7.
Gelet op het voorgaande, zal de kantonrechter [gedaagde] veroordelen tot betaling van in totaal € 7.960,00 aan achterstallige huurtermijnen, energiekosten en borg aan [eiser] . Het verweer dat [gedaagde] momenteel geen aflossingscapaciteit heeft om het verschuldigde bedrag te voldoen kan niet aan [eiser] worden tegengeworpen en maakt deze beslissing daarom niet anders. De gevorderde verklaring voor recht dat [gedaagde] tekort is geschoten zal niet worden toegewezen omdat onvoldoende duidelijk is welk belang [eiser] heeft bij die verklaring voor recht nu de hiervoor bedoelde bedragen al worden toegewezen.
Periode december-februari 2024: geen achterstallige huur
4.8.
Tussen partijen is niet in geschil dat de huur voor de maanden december 2024, januari 2025 en februari 2025 wel is betaald. Vanaf december 2024 heeft de gemeente Utrecht de lopende huurtermijnen namelijk namens [gedaagde] aan [eiser] voldaan. Dat betekent dat de huur over die maanden niet (meer) aan [eiser] verschuldigd is. De huurtermijnen vanaf maart 2025 (tot het einde van de huurovereenkomst) is [gedaagde] nog wel aan [eiser] verschuldigd. Op die huurtermijnen kan [eiser] echter pas aanspraak maken nadat de eerste van de betreffende maand is verstreken. In de huurovereenkomst is namelijk afgesproken dat [gedaagde] de huurprijs in zijn geheel, bij vooruitbetaling, vóór de eerste van de maand moet voldoen.
Ontbinding huurovereenkomst en ontruiming per 1 mei 2025
4.9.
Volgens vaste rechtspraak is een huurachterstand van drie maanden of meer een tekortkoming die in beginsel de ontbinding van een huurovereenkomst en een ontruiming van het gehuurde rechtvaardigt. De kantonrechter constateert dat [gedaagde] meer dan drie maanden huurachterstand heeft en dat hij daardoor is tekortgeschoten in de nakoming van zijn betalingsverplichtingen tegenover [eiser] . Deze tekortkoming rechtvaardigt de ontbinding van de huurovereenkomst en de ontruiming van het gehuurde. De gevorderde ontbinding zal daarom worden toegewezen.
4.10.
De vraag is tegen welke datum de huurovereenkomst ontbonden moet worden. Vanwege de huidige woningmarkt zal het voor [gedaagde] namelijk niet eenvoudig zijn om op korte termijn een alternatieve woning te vinden. Daartegenover staat het belang van [eiser] dat de achterstand niet groter wordt. Sinds december 2024 voldoet de gemeente Utrecht de lopende huurtermijnen echter namens [gedaagde] aan [eiser] . De verwachting is daarom dat de huurachterstand niet verder zal oplopen. De kantonrechter ziet vanwege deze omstandigheden aanleiding om de ontbinding en ontruiming uit te spreken per 1 mei 2025.
Schadevergoeding voor periode na 1 mei 2025
4.11.
De kantonrechter zal verder ook de gevorderde schadevergoeding van € 1.450,- per maand toekennen voor de periode tussen de ontbinding van de huurovereenkomst en de daadwerkelijke ontruiming. Nu de datum van de ontbinding en de ontruiming op 1 mei 2025 zal worden bepaald, betekent dit dat deze schadevergoeding alleen aan [eiser] verschuldigd is als [gedaagde] de woning niet uiterlijk vóór 1 mei 2025 heeft ontruimd.
[gedaagde] moet de wettelijke rente betalen
4.12.
[eiser] vordert primair betaling van de hoofdsom vermeerderd met de wettelijke
handelsrente. Niet gesteld of gebleken is dat sprake is van een handelsovereenkomst in de zin van artikel 6:119a van het Burgerlijk Wetboek, zodat de gevorderde
handelsrente niet toewijsbaar is. In plaats daarvan zal de wettelijke rente als bedoeld in artikel 6:119 van het Burgerlijk Wetboek worden toegewezen. De kantonrechter zal de wettelijke rente toekennen met ingang van 1 oktober 2024 over € 6.510,00 (de achterstallige huur voor juli tot en met oktober 2024, energiekosten en borg). Voor de huurtermijnen vanaf november 2024 is geen wettelijke rente gevorderd. De wettelijke rente wordt vanaf die datum daarom niet toegekend.
[gedaagde] moet de proceskosten betalen
4.13.
[gedaagde] is in het ongelijk gesteld en moet daarom de proceskosten (inclusief nakosten) betalen. De proceskosten van [eiser] worden begroot op:
- kosten van de dagvaarding
138,62
- griffierecht
248,00
- salaris gemachtigde
678,00
(2 punten × € 339,00)
- nakosten
135,00
(plus de kosten van betekening zoals vermeld in de beslissing)
Totaal
1.199,62
Geen belang bij vergoeding van alle kosten die voortvloeien uit de ontruiming
4.14.
[eiser] heeft nog veroordeling gevorderd tot betaling van alle kosten die direct voortvloeien uit de gedwongen ontruiming. De kantonrechter overweegt hierover dat de proceskostenveroordeling in dit vonnis al een executoriale titel oplevert voor het verhaal van de ontruimingskosten. Een veroordeling tot betaling van de proceskosten omvat namelijk ook een veroordeling tot betaling van de nakosten. Onder die nakosten vallen ook de kosten die gepaard gaan met een gedwongen ontruiming. [1]
Het vonnis zal uitvoerbaar bij voorraad worden verklaard
4.15.
De kantonrechter zal het vonnis uitvoerbaar bij voorraad verklaren. Dat betekent dat de beslissing moet worden gevolgd, ook als een van de partijen hoger beroep instelt tegen deze beslising. De beslissing geldt in dat geval tot het gerechtshof een andere beslissing neemt.

5.De beslissing

De kantonrechter
5.1.
ontbindt de tussen partijen bestaande huurovereenkomst met betrekking tot het gehuurde aan de [adres] in [plaats] per 1 mei 2025;
5.2.
veroordeelt [gedaagde] het gehuurde met al wat zich daarin vanwege hem bevindt per 1 mei 2025 te ontruimen en te verlaten en met afgifte van de sleutels geheel ter vrije beschikking van [eiser] te stellen;
5.3.
veroordeelt [gedaagde] om aan [eiser] te betalen een bedrag van € 7.960,00, te vermeerderen met de wettelijke rente met ingang van 1 oktober 2024 over € 6.510,00 (de achterstallige huur voor juli tot en met oktober 2024, energiekosten en borg) tot de algehele voldoening;
5.4.
veroordeelt [gedaagde] tot tijdige vooruitbetaling, vóór de eerste van de maand en tegen behoorlijk bewijs, van de resterende huurtermijnen van € 1.450,00 per maand tot aan 1 mei 2025;
5.5.
veroordeelt [gedaagde] tot betaling van een schadevergoeding aan [eiser] van € 1.450,00 per maand vanaf 1 mei 2025 tot het moment van de daadwerkelijke ontruiming;
5.6.
veroordeelt [gedaagde] in de proceskosten van € 1.199,62, te betalen binnen veertien dagen na aanschrijving daartoe, te vermeerderen met de kosten van betekening als [gedaagde] niet tijdig aan de veroordelingen voldoet en het vonnis daarna wordt betekend;
5.7.
verklaart dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad;
5.8.
wijst het meer of anders gevorderde af.
Dit vonnis is gewezen door mr. J.W. Wagenaar en in het openbaar uitgesproken op 26 maart 2025.
LHJ/63796

Voetnoten

1.Zie Hof Arnhem-Leeuwarden 21 februari 2023, ECLI:NL:GHARL:2023:1544.