In deze zaak heeft de Rechtbank Midden-Nederland op 13 maart 2025 uitspraak gedaan in een kort geding tussen de Stichting Portaal (eiser) en een gedaagde partij. De vordering van Portaal betreft de ontruiming van een sociale huurwoning in Utrecht, omdat de gedaagde, die de woning sinds 2016 huurt, deze niet als hoofdverblijf zou hebben gebruikt. Portaal stelt dat de huurovereenkomst op 15 oktober 2024 door de gedaagde is opgezegd, maar dat deze opzegging niet rechtsgeldig is. De gedaagde betwist de vordering en stelt dat zij de opzegging heeft vernietigd en dat zij de woning wel degelijk als hoofdverblijf heeft gebruikt.
De kantonrechter heeft geoordeeld dat er voldoende aannemelijk is dat de gedaagde de woning niet als hoofdverblijf heeft gebruikt, wat een ernstige tekortkoming in de huurovereenkomst oplevert. De rechter heeft vastgesteld dat er gedurende een lange periode geen gebruik is gemaakt van water, gas en elektriciteit in de woning, wat de stelling van Portaal ondersteunt. De kantonrechter heeft de vordering tot ontruiming toegewezen, omdat het aannemelijk is dat de bodemrechter in een eventuele procedure de huurovereenkomst zal ontbinden.
Daarnaast heeft de kantonrechter de gedaagde veroordeeld in de proceskosten, omdat zij in het ongelijk is gesteld. De kosten zijn begroot op € 959,14, inclusief griffierecht en kosten van de gemachtigde. De gedaagde moet de woning binnen veertien dagen na betekening van het vonnis ontruimen en de sleutels aan Portaal overhandigen. Het vonnis is uitvoerbaar bij voorraad, wat betekent dat Portaal direct kan overgaan tot ontruiming indien de gedaagde niet tijdig aan de veroordelingen voldoet.