ECLI:NL:RBMNE:2024:7594
Rechtbank Midden-Nederland
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Beslag op WAO-uitkering en medewerking van het Uwv
In deze zaak gaat het om een beroep tegen een besluit van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv) met betrekking tot een beslag op de WAO-uitkering van eiser. Eiser ontvangt een WAO-uitkering en op 31 mei 2024 heeft Flandarijn Gerechtsdeurwaarders beslag gelegd op deze uitkering vanwege een schuld aan [bedrijf] B.V. Het Uwv heeft eiser op 21 juni 2024 geïnformeerd over de gevolgen van dit beslag, waarbij is aangegeven dat, omdat de uitkering van eiser lager is dan de beslagvrije voet, er geen geld aan de deurwaarder wordt betaald, maar dat een deel van zijn vakantiegeld wordt gereserveerd voor de beslaglegger. Eiser heeft bezwaar gemaakt tegen dit besluit, maar dit bezwaar is op 8 augustus 2024 ongegrond verklaard.
Eiser heeft vervolgens beroep ingesteld tegen dit besluit. De rechtbank heeft op 12 november 2024 de zaak behandeld, waarbij de gemachtigde van het Uwv aanwezig was, maar eiser zich had afgemeld. De rechtbank oordeelt dat het beroep ongegrond is. De rechtbank stelt vast dat het Uwv gehouden is medewerking te verlenen aan het beslag en dat het niet aan het Uwv is om de geldigheid van het beslag te beoordelen. De rechtbank concludeert dat er geen bewijs is dat het Uwv niet binnen het kader van het beslag is gebleven. Eiser kan zijn bezwaren tegen het beslag aan de civiele rechter voorleggen.
De rechtbank verklaart het beroep ongegrond, wat betekent dat eiser geen gelijk krijgt. Eiser krijgt geen terugbetaling van het griffierecht en ook geen vergoeding van de proceskosten. De uitspraak is gedaan door mr. M.W.A. Schimmel en is openbaar uitgesproken op 24 december 2024. Eiser heeft de mogelijkheid om hoger beroep in te stellen bij de Centrale Raad van Beroep binnen zes weken na verzending van de uitspraak.