In deze zaak heeft de Rechtbank Midden-Nederland op 31 december 2024 uitspraak gedaan in een ontnemingsprocedure tegen een veroordeelde, die eerder op 3 november 2023 was veroordeeld voor twee feiten op basis van de Opiumwet en een diefstal. De officier van justitie had op 20 september 2023 een vordering tot ontneming van wederrechtelijk verkregen voordeel ingediend, waarbij het bedrag werd geschat op € 3.032.222,77. Tijdens de zitting op 20 oktober 2023 werd afgesproken dat het Openbaar Ministerie en de verdediging in gesprek zouden gaan over procesafspraken. Op 3 mei 2024 bleek dat er een schikking was bereikt. De officier van justitie, mr. J.R.F. Esbir Wildeman, deed op 24 juli 2024 een formeel schikkingsaanbod aan de veroordeelde, waarbij deze een bedrag van € 500.000 aan de Staat zou betalen en bepaalde in beslag genomen goederen zou overdragen. De veroordeelde heeft op 22 augustus 2024 het schikkingsaanbod ondertekend. Tijdens de zitting op 17 december 2024 werd vastgesteld dat de veroordeelde aan zijn verplichtingen had voldaan, hoewel hij en zijn raadsman niet aanwezig waren. De officier van justitie vorderde daarop de vaststelling dat de ontnemingsprocedure van rechtswege was geëindigd. De rechtbank heeft geoordeeld dat aan alle voorwaarden voor beëindiging van de ontnemingsprocedure was voldaan, en heeft besloten dat de zaak van rechtswege is geëindigd, in lijn met een eerder arrest van het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden.