Uitspraak
RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND
[gedaagde],
1.De procedure
- de dagvaardingen van 27 en 30 september 2024 met producties (1 t/m 7);
- de brief van 6 november 2024 van mr. Arslan met het verzoek toestemming te verlenen om hoger beroep in te stellen tegen de (mondelinge) uitspraak van de kantonrechter in het deelgeschil tussen [eiser] en Allianz van 31 juli 2023, waarvan proces-verbaal is opgemaakt en verzonden op 9 augustus 2023;
- de brief van 11 november 2024 van mr. Schellevis.
2.2. De overwegingen
inleiding
als van een tussenvonnis, dus nadat de bodemrechter die mogelijkheid heeft geopend door daarvoor verlof te verlenen. Ook is in artikel 1019cc lid 3 en onder a Rv de wettelijke appeltermijn voor het hoger beroep van deelgeschilbeschikkingen geregeld: hoger beroep moet worden ingesteld binnen een termijn van drie maanden, te rekenen vanaf de eerstdienende dag in de bodemprocedure of, als de beschikking in de deelgeschilprocedure later dan die eerste roldatum is gegeven, te rekenen vanaf de uitspraakdatum in het deelgeschil. Uit de wetsgeschiedenis bij artikel 1019cc Rv (zie TK 2007-2008, 31 518, nr. 3, p. 23) volgt dat voor de regeling van tussentijds hoger beroep tegen deelgeschilbeschikkingen aansluiting is gezocht bij de jurisprudentie over artikel 337 Rv, waarbij is verwezen naar het arrest van de Hoge Raad van 23 januari 2004 (ECLI:NL:HR:2005:AL7051). In het arrest van 17 december 2021 (ECLI:NL:HR:2021:1924) is de Hoge Raad gedeeltelijk van (onder andere) dit arrest van 23 januari 2004 teruggekomen. De Hoge Raad heeft beslist dat de appeltermijn gaat lopen vanaf de datum van het vonnis waarbij het verlof voor tussentijds hoger beroep is verleend (en niet meer vanaf de datum van het tussenvonnis waartegen men wil opkomen). Omdat een deelgeschilbeschikking in een bodemprocedure de status krijgt van tussenvonnis zal de rechtbank, in afwijking van dat wat in artikel 1019cc lid 3 onder a Rv is bepaald over het aanvangsmoment van de appeltermijn (zie hiervoor), voor wat betreft de start van de appeltermijn aansluiten bij deze regeling. Bij de beoordeling voor het verlenen van verlof moet ook worden betrokken of het openstellen van hoger beroep leidt tot onredelijke vertraging van de procedure (zie rechtsoverweging 3.2.4 van het arrest van 17 december 2021).
3.De beslissing
11 juni 2025voor uitlaten partijen over de stand van zaken (zie ook rechtsoverweging 2.13).