In deze uitspraak van de Rechtbank Midden-Nederland, gedaan op 18 december 2024, wordt het beroep van eiseres tegen de Dienst Toeslagen behandeld. Eiseres had bezwaar gemaakt tegen de definitieve beschikking compensatie kinderopvangtoeslag, maar de Dienst Toeslagen had niet tijdig beslist op dit bezwaar. Eiseres had eerder, op 10 oktober 2022, bezwaar ingediend en de rechtbank had op 8 januari 2024 al geoordeeld dat het niet tijdig beslissen door de Dienst Toeslagen gegrond was. De rechtbank had de Dienst Toeslagen opgedragen om binnen zes weken een besluit te nemen. Echter, tot op heden had de Dienst Toeslagen nog steeds geen besluit genomen, wat aanleiding gaf voor eiseres om opnieuw beroep in te stellen.
De rechtbank constateert dat de termijn voor het nemen van een besluit op het bezwaar van eiseres op 20 april 2024 was verstreken. De rechtbank oordeelt dat het beroep gegrond is, omdat de Dienst Toeslagen niet heeft voldaan aan de wettelijke verplichting om tijdig te beslissen. De rechtbank draagt de Dienst Toeslagen op om alsnog binnen een termijn van twintig weken na verzending van de uitspraak een besluit op bezwaar bekend te maken. Tevens wordt er een dwangsom van € 50,- per dag opgelegd voor elke dag dat de Dienst Toeslagen deze termijn overschrijdt, met een maximum van € 15.000,-. Eiseres heeft recht op terugbetaling van het door haar betaalde griffierecht van € 51,-, aangezien het beroep gegrond is verklaard. De uitspraak is openbaar uitgesproken en een afschrift is verzonden aan de betrokken partijen.