In deze uitspraak van de Rechtbank Midden-Nederland, gedaan op 18 december 2024, wordt het beroep van eiseres behandeld tegen de Dienst Toeslagen. Eiseres had bezwaar gemaakt tegen een definitieve beschikking inzake de compensatie voor kinderopvangtoeslag, maar de Dienst Toeslagen had niet tijdig beslist op dit bezwaar. Eiseres had eerder, op 26 juni 2023, bezwaar gemaakt en de rechtbank had op 5 maart 2024 geoordeeld dat de Dienst Toeslagen binnen zes weken een besluit moest nemen. Echter, op het moment van deze uitspraak had de Dienst Toeslagen nog steeds geen besluit genomen, wat aanleiding gaf voor eiseres om opnieuw beroep in te stellen.
De rechtbank constateert dat de termijn voor het nemen van een besluit op het bezwaar op 16 april 2024 was verstreken. De rechtbank verklaart het beroep gegrond en draagt de Dienst Toeslagen op om alsnog binnen twintig weken na verzending van deze uitspraak een besluit op bezwaar bekend te maken. Tevens wordt er een dwangsom van € 50,- per dag opgelegd voor elke dag dat de termijn wordt overschreden, met een maximum van € 15.000,-. Eiseres krijgt ook een vergoeding voor de proceskosten van € 437,50 en het door haar betaalde griffierecht van € 51,- moet door de Dienst Toeslagen worden vergoed.
De uitspraak benadrukt het belang van tijdige besluitvorming door bestuursorganen en de mogelijkheid voor rechters om dwangsommen op te leggen in gevallen van niet tijdig beslissen. De rechtbank verwijst naar eerdere uitspraken en de gemiddelde doorlooptijd van bezwaarprocedures, wat de noodzaak van een realistische beslistermijn onderstreept. De uitspraak is openbaar uitgesproken en een afschrift is verzonden aan de betrokken partijen.