In deze uitspraak van de Rechtbank Midden-Nederland, gedaan op 18 december 2024, wordt het beroep van eiseres behandeld tegen het niet tijdig beslissen door de Dienst Toeslagen op haar bezwaar van 29 november 2022. Eiseres had eerder, op 12 maart 2024, al een gegrond beroep ingesteld tegen het niet tijdig beslissen, waarbij de rechtbank verweerder opdroeg binnen zes weken een besluit te nemen. Ondanks deze termijn heeft verweerder tot op heden geen besluit genomen, wat aanleiding geeft voor de rechtbank om het beroep opnieuw gegrond te verklaren.
De rechtbank stelt vast dat de termijn voor het nemen van een besluit op 23 april 2024 is verstreken en dat verweerder nog steeds niet heeft beslist. De rechtbank oordeelt dat verweerder alsnog een besluit moet nemen, en wel binnen een termijn van twintig weken na verzending van de uitspraak. Dit is in lijn met de rechtspraak die stelt dat de beslistermijn niet onrealistisch kort mag zijn, maar ook niet onnodig lang. In dit geval is de rechtbank van mening dat de wettelijke beslistermijn te kort is om een besluit te nemen, gezien de complexiteit van de zaak.
Daarnaast wordt er een dwangsom van € 50,- per dag opgelegd voor elke dag dat verweerder de termijn overschrijdt, met een maximum van € 15.000,-. Eiseres krijgt ook een vergoeding voor de proceskosten van € 437,50, en het door haar betaalde griffierecht van € 51,- moet door verweerder worden vergoed. De uitspraak benadrukt het belang van tijdige besluitvorming door bestuursorganen en de gevolgen van het niet naleven van wettelijke termijnen.