ECLI:NL:RBMNE:2024:7461

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
31 december 2024
Publicatiedatum
28 januari 2025
Zaaknummer
HA ZA 24-369
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Erfgrensgeschil tussen buren over hek dat kadastrale grens overschrijdt

In deze zaak gaat het om een geschil tussen buren, [eiseres] en [gedaagden], over de erfgrens en een hek dat door [gedaagden] is geplaatst. [Eiseres] stelt dat het hek deels over de kadastrale grens staat en eist dat het verwijderd wordt. [Gedaagden] beroept zich op verjaring, omdat zij stellen dat de grond al jaren in gebruik is als hun voortuin. De rechtbank heeft op 31 december 2024 vonnis gewezen. Tijdens de procedure is een plaatsopneming gehouden op 14 november 2024, waarbij de kadastrale grens is vastgesteld door het kadaster. De rechtbank oordeelt dat het hek inderdaad over de kadastrale grens staat en dat er geen sprake is van bevrijdende verjaring, omdat de verjaringstermijn van twintig jaar nog niet is verstreken. De rechtbank verklaart voor recht dat de erfgrens zoals die op 24 november 2022 door het kadaster is gereconstrueerd, tussen partijen als erfgrens geldt. [Gedaagden] wordt veroordeeld om het hek te verwijderen en een dwangsom van € 500,- per dag wordt opgelegd bij niet-naleving. Daarnaast worden de kosten van de kadastermeting en buitengerechtelijke kosten toegewezen aan [eiseres]. De vorderingen van [gedaagden] in reconventie worden afgewezen en zij worden veroordeeld in de proceskosten.

Uitspraak

RECHTBANK Midden-Nederland

Civiel recht
Zittingsplaats Utrecht
Zaaknummer: C/16/578607 / HA ZA 24-369
Vonnis van 31 december 2024
in de zaak van
[eiseres],
wonend te [woonplaats] ,
eisende partij in conventie,
verwerende partij in reconventie,
hierna te noemen: [eiseres] ,
advocaat: mr. A.J.K. de Graaf,
tegen
[gedaagde 1]en
[gedaagde 2],
wonend te [woonplaats]
gedaagde partijen in conventie,
eisende partijen in reconventie,
hierna samen te noemen: [gedaagden] ,
advocaat: mr. H. den Besten.

1.De procedure

1.1.
De rechtbank beschikt over de volgende stukken:
- de dagvaarding
- de conclusie van antwoord in conventie en van eis in reconventie
- de brief waarin een plaatsopneming en mondelinge behandeling is bepaald
- de conclusie van antwoord in reconventie.
1.2.
Op 14 november 2024 heeft een plaatsopneming in de voortuinen van de woningen van [eiseres] en het [gedaagden] plaatsgevonden, met aansluitend een zitting. Daarbij waren aanwezig: [eiseres] , haar zoon [A] , mr. A.J.K. de Graaf, het [gedaagden] en mr. H. den Besten. De advocaat van [eiseres] heeft op de zitting spreekaantekeningen overgelegd en de griffier heeft aantekeningen gemaakt van wat er is besproken.
1.3.
Ten slotte is bepaald dat vandaag een vonnis zal worden uitgesproken.

2.De kern van de zaak

2.1.
[eiseres] en het [gedaagden] zijn buren van elkaar. Het [gedaagden] heeft een hek geplaatst aan de voorzijde van de woningen. Volgens [eiseres] staat het hek deels over de erfgrens. Zij wil dat het [gedaagden] het hek verwijdert. Volgens het [gedaagden] is sprake van verjaring, omdat de grond waar het hek op staat al jaren in gebruik is als hun voortuin. Zij willen dat wordt vastgesteld dat de erfgrens nu achter het hek ligt. [eiseres] krijgt gelijk, het [gedaagden] moet het hek verwijderen.

3.De beoordeling

[eiseres] heeft voldoende belang bij haar vordering
3.1.
Het [gedaagden] heeft gesteld dat [eiseres] onvoldoende belang heeft bij haar vordering, omdat het hooguit om een paar centimeter overschrijding gaat. Dat gaat niet op. Inbreuk op een eigendomsrecht levert voldoende belang op, ook als de omvang ervan beperkt is.
Het hek staat over de kadastrale grens heen
3.2.
[eiseres] heeft op 22 november 2022 een erfgrensreconstructie laten uitvoeren door het kadaster. Het kadaster heeft markeringen aangebracht. De kadastrale grens loopt vanaf de krijtmarkering aan de voorgevel, ongeveer tien centimeter links van het muurtje, tot aan een ijzeren buis aan de kant van de stoep.
3.3.
Tijdens de plaatsopneming is een touw gespannen tussen de krijtmarkering en de ijzeren buis. Dit is op de foto hiernaast te zien, met links de tuin van het [gedaagden] en rechts de tuin van [eiseres] . Partijen waren het erover eens dat het touw de locatie van de kadastrale erfgrens aangeeft.
3.4.
Het was duidelijk te zien dat het hek deels over de kadastrale erfgrens heen staat. Aan de kant van de voorgevel gaat het om een overschrijding van ongeveer tien centimeter. Richting de stoep loopt dit terug tot enkele centimeters.
3.5.
De kadastrale grens geldt als uitgangspunt. De overschrijding van de kadastrale erfgrens heeft daarom in principe tot gevolg dat het [gedaagden] het hek moet verwijderen, want je mag geen hek plaatsen op grond van een ander.
Er is geen sprake van verjaring
3.6.
Het [gedaagden] heeft een beroep gedaan op bevrijdende verjaring. Daarvan is sprake als zij het echtpaar de grond in bezit heeft genomen en het bezit van de grond ten minste twintig jaar heeft geduurd. Of sprake is van inbezitneming wordt beoordeeld op grond van uiterlijke feiten, zoals een derde die kan waarnemen. [1] Voor inbezitneming van iets dat het bezit van een ander is, ligt de lat hoger. Het gaat er dan niet alleen om dat je het zelf in gebruik neemt, maar dat ook duidelijk wordt dat het bezit van de oorspronkelijke eigenaar teniet wordt gedaan. [2]
3.7.
Aan deze voorwaarden is niet voldaan. Het [gedaagden] heeft verteld dat zij de grond al vanaf dat zij daar zijn gaan wonen in 2001 in gebruik hebben en hebben onderhouden. Zij hebben er plantjes neergezet en de skelter van de kinderen stond regelmatig bij het muurtje. Dat is niet genoeg voor inbezitneming. Daarvoor is vereist dat het duidelijk was dat zij [eiseres] het eigendom tot de grond ontzegden. Daarvoor is het poten van plantjes en het plaatsen van een skelter niet voldoende. Het [gedaagden] heeft erkend dat de grond in de tussentijd niet afgesloten was, je kon tussen de struiken door lopen. Rond 2019 wordt door het [gedaagden] een stuk gaas geplaatst. Dat was laag en liep niet door tot het eind van de tuin. Ook dat is geen afsluiting van de grond.
3.8.
Later wordt een tijdelijk hek van betongaas geplaatst. Op de zitting hebben partijen aangegeven dat dit rond 2022 is geweest. Dat hek is in 2023 vervangen door het huidige hek. Vanaf 2022 was dus zichtbaar dat het [gedaagden] [eiseres] het eigendom van de grond ontzegden. Op dat moment was er sprake van inbezitneming.
3.9.
De inbezitneming van de grond vond plaats in 2022. De verjaringstermijn van twintig jaar is dus nog niet verstreken. Dat betekent dat de eigendom van de grond niet is overgegaan naar het [gedaagden] .
De gevolgen voor de vorderingen
3.10.
[eiseres] is nog steeds eigenaar van de grond tot aan de kadastrale erfgrens. De rechtbank zal voor recht verklaren dat de erfgrens zoals die op 24 november 2022 door het kadaster is gereconstrueerd tussen partijen als erfgrens heeft te gelden.
3.11.
Het hek dat door het [gedaagden] is geplaatst staat dus deels op grond van [eiseres] . De rechtbank zal daarom het [gedaagden] veroordelen om de roerende en onroerende zaken die de erfgrens overschrijden binnen vier weken te verwijderen en verwijderd te houden. Het [gedaagden] mag het hek wel verplaatsen of een nieuw hek plaatsen, maar het hek moet dan op hun eigen grond worden geplaatst en mag de erfgrens niet overschrijden. De gevorderde dwangsom van € 500,- per dag met een maximum van € 25.000,- wordt toegewezen.
3.12.
Mevrouw [gedaagde 2] heeft ook vergoeding van de helft van de kosten van de kadastermeting (€ 230,-) en vergoeding van de buitengerechtelijke kosten (€ 925,-, conform het rapport BGK-integraal), met wettelijke rente daarover vanaf de dag van de dagvaarding. Deze vordering wordt toegewezen.
3.13.
De vordering van het [gedaagden] in reconventie wordt afgewezen.
3.14.
Omdat het [gedaagden] in conventie en reconventie in het ongelijk wordt gesteld, moeten zij de proceskosten (inclusief nakosten) betalen.
De proceskosten van [eiseres] in conventie worden begroot op:
- kosten van de dagvaarding
138,80
- griffierecht
1.325,00
- salaris advocaat
1.842,00
(3 punten × € 614,00)
- nakosten
139,00
(plus de verhoging zoals vermeld in de beslissing)
Totaal
3.444,80
De gevorderde wettelijke rente over de proceskosten wordt toegewezen zoals vermeld in de beslissing.
De proceskosten van [eiseres] in reconventie worden begroot op:
- salaris advocaat
921,00
(3 punten × factor 0,5 × € 614,00)
- nakosten
139,00
(plus de verhoging zoals vermeld in de beslissing)
Totaal
1.060,00

4.De beslissing

De rechtbank
in conventie
4.1.
verklaart voor recht dat de erfgrens zoals die op 24 november 2022 door het kadaster is gereconstrueerd tussen partijen als erfgrens heeft te gelden,
4.2.
veroordeelt het [gedaagden] om de roerende en onroerende zaken die de erfgrens overschrijden binnen vier weken te verwijderen en verwijderd te houden,
4.3.
veroordeelt het [gedaagden] om aan [eiseres] een dwangsom te betalen van € 500,00 voor iedere dag of gedeelte daarvan dat zij niet aan de veroordeling in 4.2 voldoen, tot een maximum van € 25.000,00 is bereikt,
4.4.
veroordeelt het [gedaagden] om aan [eiseres] € 230,- te betalen voor de kadastermeting en € 925,- voor de buitengerechtelijke kosten, met wettelijke rente daarover vanaf de dag van de dagvaarding,
4.5.
veroordeelt [gedaagde 1] in de proceskosten in conventie van € 3.444,80, te betalen binnen veertien dagen na aanschrijving daartoe, te vermeerderen met € 92,00 plus de kosten van betekening als [gedaagde 1] niet tijdig aan de veroordelingen voldoen en het vonnis daarna wordt betekend,
4.6.
veroordeelt [gedaagde 1] tot betaling van de wettelijke rente als bedoeld in artikel 6:119 BW over de proceskosten als deze niet binnen veertien dagen na aanschrijving zijn betaald,
4.7.
verklaart dit vonnis wat betreft de onder 4.2, 4.3, 4.4, 4.5 en 4.6 genoemde beslissingen uitvoerbaar bij voorraad,
in reconventie
4.8.
wijst de vorderingen van [gedaagde 1] af,
4.9.
veroordeelt [gedaagde 1] in de proceskosten van € 1.060,00, te betalen binnen veertien dagen na aanschrijving daartoe, te vermeerderen met € 92,00 plus de kosten van betekening als [gedaagde 1] niet tijdig aan de veroordelingen voldoen en het vonnis daarna wordt betekend,
4.10.
verklaart dit vonnis wat betreft de onder 4.2 genoemde beslissingen uitvoerbaar bij voorraad.
Dit vonnis is gewezen door M. van der Knijff en in het openbaar uitgesproken op 31 december 2024.

Voetnoten

1.Artikel 105 en 108 van Boek 3 van het Burgerlijk Wetboek.
2.Artikel 113 van Boek 3 van het Burgerlijk Wetboek en het arrest van de Hoge Raad van 18 september 2015, ECLI:NL:HR:2015:2743, rechtsoverweging 3.4.2.