In deze zaak heeft de Rechtbank Midden-Nederland op 31 december 2024 uitspraak gedaan in een civiele procedure tussen [handelsnaam] en [gedaagde]. [handelsnaam] vorderde een schadevergoeding van € 50.000 van [gedaagde] wegens onjuist advies over de aanvraag van coronasteun, specifiek de Tegemoetkoming Vaste Lasten (TVL) voor het derde kwartaal van 2021. De rechtbank oordeelde dat [gedaagde] tekortgeschoten was in haar adviserende rol, omdat zij [handelsnaam] onjuist had geïnformeerd over de voorwaarden voor de TVL-subsidie, waardoor de aanvraag niet in behandeling werd genomen. Dit leidde tot schade voor [handelsnaam]. De rechtbank stelde vast dat de algemene voorwaarden van [gedaagde] niet van toepassing waren op de mondelinge overeenkomst die partijen hadden gesloten in het kader van de coronasteun. De rechtbank oordeelde dat [gedaagde] aansprakelijk was voor de schade die [handelsnaam] had geleden en dat de wettelijke rente verschuldigd was vanaf 1 december 2021. Tevens werd [gedaagde] veroordeeld tot betaling van de proceskosten van [handelsnaam].