Op 16 december 2024 heeft de Rechtbank Midden-Nederland uitspraak gedaan in de zaken UTR 23/4604 en UTR 23/4715, waarbij mr. D.A.N. Bartels MRE namens [eiseres] B.V. beroep heeft ingesteld tegen de uitspraak op bezwaar van de heffingsambtenaar van de gemeente [gemeente]. De heffingsambtenaar had eerder de WOZ-waarden van twee onroerende zaken vastgesteld en deze waarden gehandhaafd in de uitspraak op bezwaar van 12 september 2023. Tijdens de zitting op 16 december 2024 heeft de rechtbank vastgesteld dat Bartels geen geldige machtiging had overgelegd om namens [eiseres] B.V. op te treden. De rechtbank had Bartels eerder verzocht om dit verzuim te herstellen, maar de ingediende machtigingen bleken niet te voldoen aan de vereisten. De rechtbank oordeelde dat Bartels voldoende tijd had gehad om het verzuim te herstellen, maar dat hij dit niet tijdig had gedaan. Hierdoor was de rechtbank bevoegd om het beroep niet-ontvankelijk te verklaren. Bartels had ook verzocht om schadevergoeding wegens onredelijke vertraging in de procedure, maar dit verzoek werd afgewezen omdat niet kon worden vastgesteld dat [eiseres] B.V. daadwerkelijk beroep wenste in te stellen. De rechtbank heeft de beslissing genomen dat het beroep niet-ontvankelijk is en dat er geen aanleiding is voor vergoeding van proceskosten.