ECLI:NL:RBMNE:2024:7442

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
16 december 2024
Publicatiedatum
28 januari 2025
Zaaknummer
UTR 23/4604 en UTR 23/4715
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Procedures
  • Proces-verbaal
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Niet-ontvankelijkheid van beroep wegens gebrek aan machtiging

Op 16 december 2024 heeft de Rechtbank Midden-Nederland uitspraak gedaan in de zaken UTR 23/4604 en UTR 23/4715, waarbij mr. D.A.N. Bartels MRE namens [eiseres] B.V. beroep heeft ingesteld tegen de uitspraak op bezwaar van de heffingsambtenaar van de gemeente [gemeente]. De heffingsambtenaar had eerder de WOZ-waarden van twee onroerende zaken vastgesteld en deze waarden gehandhaafd in de uitspraak op bezwaar van 12 september 2023. Tijdens de zitting op 16 december 2024 heeft de rechtbank vastgesteld dat Bartels geen geldige machtiging had overgelegd om namens [eiseres] B.V. op te treden. De rechtbank had Bartels eerder verzocht om dit verzuim te herstellen, maar de ingediende machtigingen bleken niet te voldoen aan de vereisten. De rechtbank oordeelde dat Bartels voldoende tijd had gehad om het verzuim te herstellen, maar dat hij dit niet tijdig had gedaan. Hierdoor was de rechtbank bevoegd om het beroep niet-ontvankelijk te verklaren. Bartels had ook verzocht om schadevergoeding wegens onredelijke vertraging in de procedure, maar dit verzoek werd afgewezen omdat niet kon worden vastgesteld dat [eiseres] B.V. daadwerkelijk beroep wenste in te stellen. De rechtbank heeft de beslissing genomen dat het beroep niet-ontvankelijk is en dat er geen aanleiding is voor vergoeding van proceskosten.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND
Zittingsplaats Utrecht
Bestuursrecht
zaaknummers: UTR 23/4604 en UTR 23/4715
proces-verbaal van de mondelinge uitspraak van de enkelvoudige kamer van 16 december 2024 in de zaken tussen
mr. D.A.N. Bartels MRE veronderstellenderwijs handelend namens [eiseres] B.V., eiseres
(gemachtigde: mr. D.A.N. Bartels MRE),
en

de heffingsambtenaar van de gemeente [gemeente]

(gemachtigde: B.A. Schras).

Inleiding

1.1.
De heffingsambtenaar heeft met de beschikkingen van
28 februari 2023 de WOZ-waarde van de onroerende zaak aan de [adres 1] in [plaats] vastgesteld op € 950.000,- en de WOZ-waarde van de onroerende zaak aan de [adres 2] vastgesteld op € 5.676.000,-. De waarden zijn vastgesteld per waardepeildatum 1 januari 2022 en gelden voor het belastingjaar 2023. Met de beschikkingen zijn tegelijkertijd ook de aanslagen onroerendezaakbelasting gebruik en eigenaar opgelegd, waarbij de WOZ-waarden als heffingsmaatstaf zijn gehanteerd.
1.2.
Met de uitspraak op bezwaar van 12 september 2023 heeft de heffingsambtenaar de WOZ-waarden en aanslagen onroerendezaakbelasting gehandhaafd.
1.3.
Bartels heeft beroep ingesteld tegen de uitspraak op bezwaar. De heffingsambtenaar heeft daarop gereageerd met een verweerschrift. Bartels heeft diverse aanvullende stukken overgelegd.
1.4.
De rechtbank heeft het beroep op 16 december 2024 op zitting behandeld. Hieraan hebben Bartels en de gemachtigde van de heffingsambtenaar deelgenomen.
1.5.
Na afloop van de zitting heeft de rechtbank onmiddellijk uitspraak gedaan, waarbij is gewezen op de mogelijkheid om daartegen in hoger beroep te gaan.

Beoordeling door de rechtbank

2. Bartels heeft bij het beroepschrift dat door hem is ingediend geen machtiging van eiseres gevoegd, waaruit blijkt dat hij gemachtigd is om het beroep in te stellen namens eiseres. De rechtbank heeft hem bij brief van 21 september 2023 (de herstelverzuimbrief) verzocht om binnen vier weken, dus uiterlijk 19 oktober 2023, dit verzuim te herstellen. In de brief wordt gewaarschuwd dat, als niet tijdig aan dit verzoek wordt voldaan, het beroep niet-ontvankelijk kan worden verklaard. Bartels heeft nadien twee machtigingen ingediend: een machtiging van 1 december 2022, die is ondertekend door [A] en een machtiging van 23 oktober 2023, die is ondertekend door [B] . Deze personen waren blijkens de eveneens nadien toegezonden stukken uit het handelsregister niet bevoegd om Bartels namens eiseres te machtigen. Pas op 2 december 2024 heeft Bartels een machtiging overgelegd van iemand die daar wel toe bevoegd was, maar dit is meer dan een jaar na het verstrijken van de daarvoor gegeven termijn.
3. Tijdens de behandeling van het beroep op zitting heeft Bartels aangegeven dat de gevraagde volmacht te vinden is tussen de aangeleverde gedingstukken. Hij heeft aangegeven dat de machtigingen klopten ten tijde van het indienen ervan en dat hij, toen er wijzigingen optraden in de bevoegdheden, dit door heeft gegeven aan de rechtbank. Zoals zojuist al overwogen, klopten de machtigingen niet. [A] was volgens de door Bartels verstrekte uittreksels uit het handelsregister überhaupt niet bevoegd en [B] was alleen samen met [C] bevoegd om Bartels te machtigen. De rechtbank is van oordeel dat Bartels genoeg tijd heeft gehad om binnen de gestelde termijn het verzuim te herstellen. De gevraagde machtiging is door Bartels meer dan een jaar na het verstrijken van de termijn aangeleverd. Dit betekent dat de rechtbank bevoegd is het beroep niet-ontvankelijk te verklaren. [1]

Conclusie en gevolgen

4. De rechtbank heeft tijdens de beroepsprocedure niet tijdig kunnen vaststellen of
Bartels bevoegd is om voor [eiseres] B.V. beroep in te dienen. Het beroep is daarom niet-ontvankelijk.
5. Bartels heeft verzocht om vergoeding van immateriële schade, omdat de procedure over de belastingaanslag onredelijk lang heeft geduurd. Uit voorgaande overwegingen volgt dat de rechtbank niet heeft kunnen vaststellen dat [eiseres] B.V. beroep wenste in te stellen en een procedure wilde starten. Om die reden kan ook niet worden vastgesteld dat [eiseres] B.V. immateriële schade heeft geleden in de vorm van spanning en frustratie. De rechtbank wijst het verzoek om schadevergoeding daarom af.
6. Voor een vergoeding van de proceskosten is geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep niet-ontvankelijk.
Deze uitspraak is uitgesproken in het openbaar op 16 december 2024 door mr. J. Wolbrink, rechter, in aanwezigheid van mr. C.L. Fix, griffier.
griffier
rechter
Een afschrift van dit proces-verbaal is verzonden aan partijen op:

Informatie over hoger beroep

Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met deze uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen zes weken na de dag waarop dit proces-verbaal is verzonden.
Digitaal hoger beroep instellen kan via “Formulieren en inloggen” op www.rechtspraak.nl. Hoger beroep instellen kan eventueel ook nog steeds door verzending van een brief aan het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden (belastingkamer), Locatie Arnhem, Postbus 9030, 6800 EM Arnhem.
Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen.

Voetnoten

1.De rechtbank verwijst naar haar uitspraak van 25 juni 2020 van de meervoudige kamer, ECLI:NL:RBMNE:2020:2390.