ECLI:NL:RBMNE:2024:7432

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
24 december 2024
Publicatiedatum
27 januari 2025
Zaaknummer
UTR 24/3748
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Weigering ZW-uitkering na afwijzing WIA-uitkering; beoordeling medische geschiktheid

In deze uitspraak van de Rechtbank Midden-Nederland op 24 december 2024, wordt het beroep van eiseres tegen de weigering van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv) om haar een Ziektewet (ZW) uitkering toe te kennen, behandeld. Eiseres had zich ziek gemeld na een eerdere afwijzing van haar WIA-uitkering, waarbij het Uwv had vastgesteld dat zij minder dan 35% arbeidsongeschikt was. De rechtbank oordeelt dat het Uwv terecht heeft besloten dat eiseres geen recht heeft op een ZW-uitkering per 23 augustus 2022. De rechtbank stelt vast dat de medische beoordeling door het Uwv zorgvuldig is uitgevoerd en dat er geen aanwijzingen zijn voor een toename van de beperkingen van eiseres sinds de WIA-beoordeling. De rechtbank benadrukt dat de rapporten van de verzekeringsartsen aan de vereisten van zorgvuldigheid, begrijpelijkheid en consistentie voldoen. Eiseres heeft onvoldoende bewijs geleverd om aan te tonen dat haar medische situatie is verslechterd ten opzichte van de eerdere beoordeling. De rechtbank concludeert dat er geen ruimte is voor een belangenafweging in deze zaak, gezien het dwingendrechtelijke karakter van de ZW. Het beroep van eiseres wordt ongegrond verklaard, en zij krijgt geen griffierecht of proceskosten vergoed.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND
Zittingsplaats Utrecht
Bestuursrecht
zaaknummer: UTR 24/3748

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 24 december 2024 in de zaak tussen

[eiseres] , uit [woonplaats] , eiseres

(gemachtigde: mr. G.P. Dayala),
en

de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen,(het Uwv), verweerder,

(gemachtigde: mr. R. Boonstra).

Inleiding

In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van eiseres tegen de weigering van het Uwv om aan haar een uitkering op grond van de Ziektewet (ZW-uitkering) toe te kennen per 23 augustus 2022.
Totstandkoming van het besluit
Eiseres heeft sinds 2019 gewerkt als [functie] voor gemiddeld 34,66 uur per week. Zij ontving per 1 mei 2020 een uitkering op grond van de Werkloosheidswet (WW). Op 1 juli 2020 heeft zij zich ziek gemeld. Na twee jaar ziek te zijn geweest, heeft eiseres een arbeidsongeschiktheidsuitkering op grond van de Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen (Wet WIA) bij het Uwv aangevraagd. Het Uwv heeft beslist dat eiseres geen WIA-uitkering krijgt, omdat zij minder dan 35% arbeidsongeschikt is.
Eiseres heeft zich op 11 oktober 2023 met terugwerkende kracht per 23 augustus 2022 ziek gemeld. Met de beschikking van 14 november 2023 (het primaire besluit) heeft het Uwv beslist dat eiseres geen recht op een ZW-uitkering heeft. Eiseres heeft bezwaar gemaakt tegen primaire besluit. In het besluit van 23 april 2024 (het bestreden besluit) heeft het Uwv dat bezwaar ongegrond verklaard.
Eiseres heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld. Het Uwv heeft een verweerschrift ingediend.
De rechtbank heeft het beroep op 28 november 2024 op een zitting behandeld. Hier was de gemachtigde van eiseres aanwezig. De gemachtigde van het Uwv heeft via een beeldverbinding aan de zitting deelgenomen.
Beoordeling door de rechtbank
De rechtbank beoordeelt of het Uwv terecht heeft beslist dat eiseres per 23 augustus 2022 geen recht op een ZW-uitkering heeft. Volgens de rechtbank is dit het geval. Hierna legt de rechtbank uit hoe zij tot dit oordeel komt en welke gevolgen dit oordeel heeft. De rechtbank zal dit doen aan de hand van wat eiseres in beroep heeft aangevoerd, de beroepsgronden.
Aan welke regels moet de rechtbank het besluit toetsen?
Bij haar beoordeling stelt de rechtbank voorop dat het Uwv besluiten over iemands arbeidsongeschiktheid mag baseren op rapporten van verzekeringsartsen. Die rapporten moeten dan wel aan de volgende drie voorwaarden voldoen. De rapporten:
- zijn op een zorgvuldige manier tot stand zijn gekomen;
- bevatten geen tegenstrijdigheden;
- zijn voldoende begrijpelijk.
De rapporten en de besluiten die daarop gebaseerd zijn, zijn in beroep wel aanvechtbaar. Het is echter aan de eisende partij om aan te voeren (en zo nodig aannemelijk te maken) dat de rapporten niet aan de drie genoemde voorwaarden voldoen of dat de medische beoordeling onjuist is. Niet-medisch geschoolden kunnen aannemelijk maken dat niet aan de drie genoemde voorwaarden is voldaan. Voor het aannemelijk maken dat een medische beoordeling onjuist is, is in principe een rapport van een arts of medisch behandelaar noodzakelijk.
Als sprake is van een rechtstreeks en objectief medisch vast te stellen gevolg van ziekte of gebreken en de verzekerde hierdoor ongeschikt is tot het verrichten van zijn arbeid dan heeft degene recht op een ZW-uitkering. [1]
9. Volgens vaste rechtspraak van de Centrale Raad van Beroep (CRvB)wordt onder ‘zijn arbeid’ verstaan de laatstelijk voor de ziekmelding verrichte arbeid. Er zijn uitzonderingen op deze regel. Als een verzekerde zich ziek meldt na een WIA-beoordeling en niet in enig werk heeft hervat, wordt gekeken naar de drie functies die zijn geselecteerd bij de laatste vaststelling van de mate van arbeidsongeschiktheid op grond van de Wet WIA. Als iemand geschikt is voor de drie destijds geselecteerde functies, dan heeft hij geen recht op een ZW-uitkering. Stelt de verzekeringsarts naar aanleiding van een nieuwe ziekmelding vast dat de medische beperkingen van een betrokkene sinds de eerdere WIA-beoordeling niet zijn toegenomen, dan is daarmee gegeven dat de bij de WIA-beoordeling geselecteerde functies in medisch en arbeidskundig opzicht ook op de datum in geding voor betrokkene geschikt zijn. Deze vaststelling is dan voldoende om een weigering van ziekengeld op grond van artikel 19 van de ZW te kunnen dragen. [2] Dan hoeft een arbeidsdeskundige de geschiktheid van de functies dus niet meer te beoordelen.
10. De rechtbank benadrukt verder dat bij deze beoordeling van belang is dat het gaat om de medische situatie van eiseres op de zogenaamde datum in geding, de beoordelingsdatum. Deze datum is 23 augustus 2022.
Standpunten van partijen
10. Volgens het Uwv heeft eiseres geen recht op een ZW-uitkering vanaf 23 augustus 2022, omdat zij ‘haar arbeid’ kan verrichten. Onder ‘haar arbeid’ zijn de voorbeeldfuncties die geduid zijn bij de WIA-beoordeling verstaan. Deze functies zijn openomen in het arbeidsdeskundig rapport van 8 juni 2023. Het gaat om de functies: productiemedewerker industrie, administratief medewerker notaris, advocaat, rechtbank, administratief ondersteunend medewerker. [3] Volgens de verzekeringsarts bezwaar en beroep kan eiseres deze functies verrichten. Er zijn namelijk geen aanwijzingen voor een toename of verandering van de klachten van eiseres op basis van de informatie van de behandelende medische specialisten.
12. Eiseres is het hier niet mee eens. Volgens haar is het besluit niet deugdelijk onderbouwd en niet zorgvuldig tot stand gekomen. Zij is lichamelijk en fysiek niet in staat de functies te verrichten en er is onvoldoende rekening gehouden met de klachten die zij ervaart. Bovendien heeft er geen belangenafweging plaatsgevonden.
De beoordeling van de beroepsgronden van eiseresZorgvuldigheid en onderbouwing
12. Volgens eiseres had het Uwv informatie bij haar medische behandelaars moeten opvragen. Met deze informatie had het Uwv meer en nader onderzoek kunnen verrichten naar de oorzaak van de klachten die eiseres ervaart en wanneer deze zijn ontstaan. Eiseres had hiertoe medische machtigingen ondertekend voor het Uwv.
12. Volgens het Uwv is er zorgvuldig gekeken naar de vraag of eiseres in staat was de maatgevende arbeid te verrichten.
12. De rechtbank overweegt dat uit vaste rechtspraak [4] volgt dat een verzekeringsarts (bezwaar en beroep) op zijn eigen oordeel mag varen als het gaat om het vaststellen van beperkingen. De verzekeringsarts moet echter de behandelend sector raadplegen als reeds een behandeling in gang is gezet of zal worden gezet, die een beduidend effect zal hebben op de mogelijkheden van een betrokkene tot het verrichten van arbeid, of als een betrokkene stelt dat de behandelend sector een beredeneerd afwijkend standpunt heeft over de beperkingen. Hiervan is in dit geval geen sprake. Anderszins blijkt ook niet dat het onderzoek van het Uwv onzorgvuldig was. De beroepsgrond slaagt niet.
De medische beoordeling
16. Eiseres stelt dat zij lichamelijk en fysiek niet in staat is om te arbeiden. Volgens haar heeft de psychiater verklaard dat zij vanwege de diagnose depressie en stress niet in staat is om te werken. Zij moet nog cognitieve gedragstherapie krijgen. Er is onvoldoende rekening gehouden met de lichamelijke klachten, hoofdpijn, hoge bloeddruk, hartritmestoornissen en hartklachten die zij ervaart. Het feit dat eiseres feitelijk pas na de beoordelingsdatum een pacemaker krijgt, betekent niet dat zij op de beoordelingsdatum deze klachten niet had.
16. Volgens het Uwv onderbouwt eiseres haar standpunt niet met nieuwe gegevens. De informatie die eiseres heeft ingebracht maakt niet duidelijk dat sprake is van een verslechtering ten opzichte van de WIA-beoordeling, die twee maanden voor deze beoordelingsdatum ligt.
16. De rechtbank stelt vast dat de verzekeringsarts bezwaar en beroep, naar aanleiding van de onder punt 9 genoemde vaste rechtspraak, eerst heeft onderzocht of sprake is van toegenomen beperkingen. In het rapport van 11 april 2024 zijn de klachten van eiseres per 29 juni 2022 (het einde van de wachttijd voor de WIA) in kaart gebracht. Op basis van de rapportages van de spreekuurcontacten in oktober 2022, mei 2023 en de aanwezige medische informatie is er volgens de verzekeringsarts bezwaar en beroep geen aanleiding om aan te nemen dat de psychische gesteldheid in augustus 2022 anders was dan bij de WIA beoordeling in juni 2022. Bij de WIA-beoordeling in juni 2022 is rekening gehouden met de matige depressie met angstklachten, hypertensie en BPPD, hoge bloeddruk, hartkloppingen en het feit dat eiseres een pacemaker krijgt. Hiervoor zijn beperkingen aangenomen in de Functionele Mogelijkheden Lijst (FML) van 17 mei 2023. Uit de brief van de cardioloog van 12 december 2022 blijkt dat eiseres een persisterende symptomatische 2:1 block heeft zonder overige hartafwijkingen. Dit is na de datum in geding ontstaan. De belastbaarheid per datum ziekmelding is volgens de verzekeringsarts bezwaar en beroep dus onveranderd ten opzichte van het einde van de WIA-wachttijd. Eiseres is daardoor onveranderd geschikt voor de drie destijds geselecteerde functies.
16. De rechtbank oordeelt dat de verzekeringsarts bezwaar en beroep in het rapport van 11 april 2024 begrijpelijk en concreet heeft gemotiveerd hoe hij tot de beoordeling is gekomen. De rechtbank kan het medisch oordeel volgen. Eiseres heeft geen nadere medische stukken ingebracht om hiermee het gemotiveerde standpunt van de verzekeringsarts bezwaar en beroep te weerleggen. Eiseres heeft dan ook onvoldoende twijfel gezaaid dat het medisch oordeel onjuist is. Deze beroepsgrond slaagt niet.
16. De rechtbank volgt het Uwv in zijn conclusie dat geen sprake is van een toename van beperkingen en dat eiseres geschikt is voor de drie bij de WIA-beoordeling geduide functies. Het Uwv heeft dus terecht geen arbeidskundige beoordeling laten verrichten.
16. Gelet hierop ziet de rechtbank ook geen aanleiding om een deskundige in te schakelen.
Geen belangenafweging / evenredigheid
16. Eiseres voert aan dat geen belangenafweging heeft plaatsgevonden bij het nemen van het bestreden besluit en is dit daarom in strijd met het evenredigheidsbeginsel.
16. Volgens vaste rechtspraak van de CRvB is er gelet op het dwingendrechtelijke karakter van de ZW geen ruimte voor toepassing van het evenredigheidsbeginsel. [5] Het beroep op het evenredigheidsbeginsel van eiseres stuit daarom af op het ontbreken van ruimte om de in de ZW dwingend voorgeschreven bepalingen te toetsen aan het evenredigheidsbeginsel. De beroepsgrond slaagt niet.
Conclusie en gevolgen
24. Het beroep is ongegrond. Dat betekent dat het Uwv terecht heeft beslist dat eiseres geen recht op een ZW-uitkering heeft vanaf 23 augustus 2022. Eiseres krijgt daarom het griffierecht niet terug. Zij krijgt ook geen vergoeding van haar proceskosten.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. Y.N.M. Rijlaarsdam, rechter, in aanwezigheid van mr. R. van Manen, griffier. De uitspraak is uitgesproken in het openbaar op 24 december 2024.
griffier
rechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Informatie over hoger beroep

Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Centrale Raad van Beroep waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met deze uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden.
Digitaal hoger beroep instellen kan via “Formulieren en inloggen” op www.rechtspraak.nl. Hoger beroep instellen kan eventueel ook nog steeds door verzending van een brief aan de Centrale Raad van beroep, Postbus 16002, 3500 DA Utrecht.
Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van de Centrale Raad van Beroep vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen.

Voetnoten

1.Dit staat in artikel 19 Ziektewet.
2.Zie de uitspraak van CRvB van 23 december 2022, ECLI:NL:CRVB:2022:2672.
3.Productiemedewerker industrie met SBC-code 111180, administratief medewerker notaris, advocaat, rechtbank met SBC-code 532040, administratief ondersteunend medewerker met SBC-code 315100.
4.Zie bijvoorbeeld de uitspraak van de CRvB van 20 mei 2009, ECLI:NL:CRVB:2009:BI4863.
5.Zie bijvoorbeeld de uitspraken van de CRvB van 18 januari 2023, ECLI:NL:CRVB:2023:100,