In deze zaak heeft eiseres beroep ingesteld tegen de Dienst Toeslagen, omdat zij van mening is dat er niet tijdig is beslist op haar bezwaar van 22 mei 2023 tegen de definitieve beschikking compensatie kinderopvangtoeslag. De rechtbank Midden-Nederland heeft eerder, op 30 januari 2024, een beroep van eiseres gegrond verklaard en de Dienst Toeslagen opgedragen om binnen zes weken een besluit op bezwaar te nemen. Echter, op het moment van deze uitspraak, had de Dienst Toeslagen nog steeds geen besluit genomen, ondanks dat de termijn op 12 maart 2024 was verstreken. De rechtbank heeft vastgesteld dat het beroep gegrond is, omdat verweerder niet binnen de gestelde termijn heeft beslist.
De rechtbank heeft bepaald dat de Dienst Toeslagen alsnog een besluit moet nemen, met een nieuwe termijn van twintig weken na de datum van deze uitspraak. Dit is in overeenstemming met de vaste rechtspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak, die stelt dat de termijn niet onrealistisch kort mag zijn. De rechtbank heeft ook een dwangsom van € 50,- per dag opgelegd voor elke dag dat de Dienst Toeslagen de termijn overschrijdt, met een maximum van € 15.000,-. Daarnaast is de Dienst Toeslagen veroordeeld tot het vergoeden van de proceskosten van eiseres, die zijn vastgesteld op € 437,50, en het betaalde griffierecht van € 51,-.
De uitspraak is gedaan door mr. P.J. Blok, rechter, en is openbaar uitgesproken op 29 november 2024. Eiseres heeft het recht om binnen zes weken na verzending van deze uitspraak een beroepschrift in te dienen bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State, indien zij het niet eens is met deze uitspraak.