In deze uitspraak van de Rechtbank Midden-Nederland, gedaan op 29 november 2024, is het beroep van eiseres gegrond verklaard. Eiseres had bezwaar gemaakt tegen de definitieve beschikking van de Dienst Toeslagen met betrekking tot de compensatie voor kinderopvangtoeslag. Eiseres stelde dat de Dienst Toeslagen niet tijdig had beslist op haar bezwaar, dat zij op 9 februari 2023 had ingediend. De rechtbank had eerder, op 23 januari 2024, een eerdere zaak van eiseres gegrond verklaard en de Dienst Toeslagen opgedragen om binnen zes weken een besluit te nemen. Echter, de rechtbank constateerde dat de termijn van 5 maart 2024 was verstreken zonder dat er een besluit was genomen.
De rechtbank oordeelde dat het beroep gegrond was, omdat de Dienst Toeslagen niet had voldaan aan de wettelijke verplichting om tijdig te beslissen. De rechtbank droeg de Dienst Toeslagen op om alsnog binnen een termijn van twintig weken na verzending van de uitspraak een besluit op bezwaar bekend te maken. Tevens werd er een dwangsom van € 50,- per dag opgelegd voor elke dag dat de termijn werd overschreden, met een maximum van € 15.000,-. Eiseres kreeg ook een vergoeding voor de proceskosten van € 437,50 en het betaalde griffierecht van € 51,- moest door de Dienst Toeslagen aan eiseres worden vergoed.
De uitspraak benadrukt het belang van tijdige besluitvorming door bestuursorganen en de mogelijkheid voor rechters om dwangsommen op te leggen in gevallen van niet-tijdige beslissingen. De rechtbank heeft in eerdere uitspraken richtlijnen gegeven over realistische beslistermijnen in soortgelijke zaken, waarbij de gemiddelde doorlooptijd van bezwaarprocedures in overweging werd genomen.