In deze uitspraak van de Rechtbank Midden-Nederland, gedaan op 29 november 2024, is het beroep van eiseres gegrond verklaard. Eiseres had bezwaar gemaakt tegen de definitieve beschikking van de Dienst Toeslagen met betrekking tot de compensatie voor kinderopvangtoeslag. Eiseres stelde dat de Dienst Toeslagen niet tijdig had beslist op haar bezwaar, dat zij op 22 februari 2023 had ingediend. De rechtbank had eerder, op 18 januari 2024, een eerdere zaak van eiseres gegrond verklaard en de Dienst Toeslagen opgedragen om binnen zes weken een besluit te nemen. Echter, op de datum van deze uitspraak had de Dienst Toeslagen nog steeds geen besluit genomen.
De rechtbank oordeelde dat het beroep gegrond was, omdat de wettelijke beslistermijn op 29 februari 2024 was verstreken zonder dat er een besluit was genomen. De rechtbank droeg de Dienst Toeslagen op om alsnog binnen een termijn van twintig weken na verzending van de uitspraak een besluit op bezwaar bekend te maken. Tevens werd er een dwangsom van € 50,- per dag opgelegd voor elke dag dat de Dienst Toeslagen deze termijn overschrijdt, met een maximum van € 15.000,-.
Daarnaast werd eiseres een vergoeding voor de proceskosten toegekend, die door de Dienst Toeslagen moest worden betaald. De rechtbank bepaalde dat de vergoeding € 437,50 bedroeg, en dat het door eiseres betaalde griffierecht van € 51,- ook vergoed moest worden. De uitspraak werd gedaan door rechter M. Eversteijn in aanwezigheid van griffier T. Rommes.