In deze uitspraak van de Rechtbank Midden-Nederland, gedaan op 16 december 2024, is het beroep van eiseres gegrond verklaard. Eiseres had bezwaar gemaakt tegen de definitieve beschikking van de Dienst Toeslagen met betrekking tot de compensatie voor kinderopvangtoeslag. Eiseres stelde dat de Dienst Toeslagen niet tijdig had beslist op haar bezwaar, dat zij op 2 maart 2023 had ingediend. De rechtbank had eerder, op 30 januari 2024, een eerdere uitspraak gedaan waarin het beroep tegen het niet tijdig beslissen gegrond werd verklaard en de Dienst Toeslagen opdroeg om binnen zes weken een besluit te nemen. Echter, de termijn van 12 maart 2024 was verstreken zonder dat er een besluit was genomen.
De rechtbank oordeelde dat het beroep gegrond was, omdat de Dienst Toeslagen nog steeds geen besluit had genomen. De rechtbank droeg de Dienst Toeslagen op om binnen twintig weken na de verzending van de uitspraak een besluit op bezwaar bekend te maken. Tevens werd er een dwangsom van € 50,- per dag opgelegd voor elke dag dat de termijn overschreden werd, met een maximum van € 15.000,-. Eiseres kreeg ook een vergoeding voor de proceskosten van € 437,50 en het betaalde griffierecht van € 51,- moest door de Dienst Toeslagen aan eiseres worden vergoed. De uitspraak werd gedaan door rechter J.J. Catsburg in aanwezigheid van griffier K.E. Pruntel.