Uitspraak
uitspraak van de enkelvoudige kamer van 15 februari 2024 in de zaak tussen
[eiser], uit [woonplaats], eiser
de heffingsambtenaar van de gemeente [woonplaats], verweerder
Inleiding
2 juni 2023 heeft de heffingsambtenaar het bezwaar van eiser ongegrond verklaard en de WOZ-waarde van de woning gehandhaafd.
Beoordeling door de rechtbank
1 januari 2022. Eiser bepleit een lagere waarde, namelijk maximaal € 150.000,-. De heffingsambtenaar handhaaft in beroep de vastgestelde waarde van € 186.000,-.
- [adres 2], verkocht op 21 juli 2022 voor € 285.000,-.
- [adres 3], verkocht op 10 augustus 2021 voor € 260.000,-.
- [adres 4], verkocht op 14 januari 2022 voor € 295.000,-.
[adres 2] zijn daarentegen op een ‘3’ gewaardeerd. De waarde is gecorrigeerd voor deze verschillen. Daarnaast is de WOZ-waarde van de woning van eiser € 99.000,- lager vastgesteld dan de verkoopprijs van [adres 2]. De rechtbank is daarom van oordeel dat de heffingsambtenaar in voldoende mate rekening heeft gehouden met de verschillen tussen de woning van eiser en [adres 2]. Er is daarom geen reden om aan te nemen dat [adres 2] geen bruikbare referentiewoning is.
Conclusie en gevolgen
Beslissing
mr.D. Burggraaf, griffier. De uitspraak is uitgesproken in het openbaar op 15 februari 2024.