In deze zaak, behandeld door de Rechtbank Midden-Nederland op 18 december 2024, staat de vraag centraal of eiser, een Erasmus uitwisselingsstudent, recht heeft op studiefinanciering, waaronder een studentenreisproduct, volgens de Wet studiefinanciering 2000 (Wsf). Eiser was niet ingeschreven in het Register Onderwijsdeelnemers (ROD) omdat hij als uitwisselingsstudent in Nederland studeerde. De rechtbank heeft eerder in twee tussenuitspraken motiveringsgebreken vastgesteld in het besluit van de minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap, die de OV-schuld aan eiser had opgelegd. In de einduitspraak wordt het beroep van eiser gegrond verklaard, maar de rechtsgevolgen van het bestreden besluit blijven in stand. Dit betekent dat de minister het recht op studiefinanciering mocht herzien en dat eiser een bedrag van € 244,22 moet terugbetalen voor het gebruik van zijn studentenreisproduct, omdat hij geen recht had op studiefinanciering. De rechtbank benadrukt dat de minister verantwoordelijk is voor het juiste gebruik van overheidsgeld en dat de inschrijving in het ROD bepalend is voor het recht op studiefinanciering. Eiser had niet aannemelijk gemaakt dat hij recht had op studiefinanciering, en zijn beroep op het vertrouwensbeginsel werd afgewezen. De rechtbank heeft bepaald dat de minister het door eiser betaalde griffierecht moet vergoeden, maar er is geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling.