In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Midden-Nederland op 29 oktober 2024 uitspraak gedaan in een verzoek tot ontbinding van de arbeidsovereenkomst tussen [verzoekster] B.V. en [verweerder]. [verweerder] was sinds 1 juli 2023 in dienst als ICT engineer en was gedetacheerd bij verschillende opdrachtgevers. [verzoekster] verzocht om ontbinding van de arbeidsovereenkomst op basis van een verstoorde arbeidsverhouding, maar [verweerder] verweerde zich met het argument dat er een opzegverbod gold vanwege zijn ziekte. De kantonrechter oordeelde dat het ontbindingsverzoek van [verzoekster] niet kon worden ingewilligd, omdat het verzoek verband hield met de omstandigheden van de arbeidsongeschiktheid van [verweerder]. De kantonrechter concludeerde dat er voldoende bewijs was dat de problemen van [verweerder] samenhingen met zijn psychische klachten, die zijn functioneren beïnvloedden. Hierdoor was er sprake van een opzegverbod tijdens ziekte, wat betekende dat de arbeidsovereenkomst niet kon worden ontbonden. Het verzoek van [verzoekster] werd afgewezen.
Daarnaast deed de kantonrechter uitspraak over de tegenverzoeken van [verweerder]. Hij verzocht om terugbetaling van ingehouden salaris en vergoeding van buitengerechtelijke kosten. De kantonrechter oordeelde dat [verzoekster] niet gerechtigd was om het salaris van [verweerder] in te houden en wees het verzoek tot terugbetaling van € 1.255 netto toe. Ook de buitengerechtelijke kosten werden toegewezen. De proceskosten werden aan de zijde van [verzoekster] gelegd, omdat zij ongelijk kreeg in het ontbindingsverzoek. De beslissing werd uitvoerbaar bij voorraad verklaard.