ECLI:NL:RBMNE:2024:7233

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
27 december 2024
Publicatiedatum
31 december 2024
Zaaknummer
UTR 24/3488
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Socialezekerheidsrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beroep tegen het niet terugkomen op eerdere besluiten inzake Wajong-uitkering ongegrond verklaard

In deze zaak heeft de rechtbank Midden-Nederland op 27 december 2024 uitspraak gedaan in een beroep van eiseres tegen het besluit van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv) om niet terug te komen op eerdere besluiten betreffende haar Wajong-uitkering. Eiseres, geboren in 1990, heeft in het verleden meerdere aanvragen voor een Wajong-uitkering ingediend, die telkens zijn afgewezen. De rechtbank heeft vastgesteld dat er geen nieuwe feiten of omstandigheden zijn die aanleiding geven om de eerdere besluiten te herzien. Eiseres heeft in haar beroep aangevoerd dat haar gezondheid is verslechterd en dat er nieuwe medische informatie is die haar recht op een uitkering zou onderbouwen. De verzekeringsarts bezwaar en beroep heeft echter geconcludeerd dat de in 2023 gestelde diagnose geen nieuw feit of omstandigheid is die aanleiding geeft om terug te komen op de eerdere beoordelingen. De rechtbank heeft de motivering van de verzekeringsarts gevolgd en geoordeeld dat het Uwv terecht heeft geconcludeerd dat er geen nieuwe feiten zijn die de eerdere afwijzingen kunnen onderbouwen. De rechtbank heeft het beroep van eiseres ongegrond verklaard, wat betekent dat zij geen recht heeft op de gevraagde Wajong-uitkering. Eiseres krijgt geen proceskosten vergoed en het griffierecht wordt niet teruggegeven.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND
Bestuursrecht
zaaknummer: UTR 24/3488

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 27 december 2024 in de zaak tussen

[eiseres] , uit [woonplaats] , eiseres

(gemachtigde: mr. K.T. Ghaffari),
en

de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen

(gemachtigde: R. van den Brink).

Inleiding

1. Deze zaak gaat over het besluit van het Uwv om niet terug te komen op zijn eerdere besluiten om eiseres geen uitkering op grond van de Wet arbeidsongeschiktheidsvoorziening jonggehandicapten (Wajong) toe te kennen.
Voorgeschiedenis en besluitvorming
2.1
Eiseres, geboren op [1990] , is op [geboortedatum] 2008 18 jaar geworden.
Zij heeft in 2011 korte periode gewerkt als verzorgster niveau 1 voor gemiddeld 7,82 uur per week. Op 22 juli 2011 heeft zij zich ziek gemeld met diverse klachten van nek, rug en buik.
2.2
Eiseres heeft op 1 maart 2012 voor het eerst een uitkering op grond van de Wet werk en arbeidsondersteuning jonggehandicapten (Wet Wajong 2010) aangevraagd. Het Uwv heeft de aanvraag op 5 maart 2012 ontvangen en met een besluit van 1 juni 2012 afgewezen, omdat eiseres nog kon werken en daarmee meer dan 75% van het minimumloon kon verdienen. Daartegen heeft eiseres geen bezwaar gemaakt.
2.3
In 2013 heeft eiseres een uitkering op grond van de Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen (Wet WIA) aangevraagd. Met een besluit van 17 juli 2013 heeft het Uwv bepaald dat eiseres niet in aanmerking komt voor een WIA-uitkering, omdat zij meer dan 65% kan verdienen van het loon dat zij verdiende voordat zij ziek werd. Daartegen heeft eiseres geen bezwaar gemaakt.
2.4
In 2014 heeft eiseres opnieuw een aanvraag voor een Wajong-uitkering ingediend. Met een besluit van 24 december 2014 heeft het Uwv de aanvraag afgewezen, omdat er geen sprake is van nieuwe of andere informatie die er toe zou moeten leiden dat het eerdere besluit van 1 juni 2012 moet worden ingetrokken. Daartegen heeft eiseres wel bezwaar gemaakt. Met het besluit van 19 maart 2015 heeft het Uwv het bezwaar ongegrond verklaard. Eiseres heeft daartegen geen beroep ingediend.
2.5
In 2017 heeft eiseres een (derde) aanvraag beoordeling arbeidsvermogen ingediend. Ook deze is afgewezen, omdat van nieuwe feiten en of veranderde omstandigheden geen sprake was. Eiseres heeft daartegen geen bezwaar gemaakt.
2.6
In 2018 heeft eiseres voor de vierde keer een formulier aanvraag beoordeling arbeidsvermogen ingediend om een Wajong-uitkering te krijgen. Ook deze aanvraag heeft het Uwv met een besluit van 14 juni 2018 afgewezen. Daartegen heeft eiseres bezwaar gemaakt. Met het besluit van 12 oktober 2018 heeft het Uwv het bezwaar ongegrond verklaard. Het Uwv heeft daaraan een rapport van een verzekeringsarts bezwaar en beroep ten grondslag gelegd. Eiseres heeft daartegen geen beroep ingesteld.
2.7
Op 3 maart 2023 heeft eiseres het formulier “Doorgeven wijzigingen in uw gezondheid” ingediend om in aanmerking te komen voor een Wajong-uitkering. Over die aanvraag gaat deze zaak. Ze geeft in dat formulier aan dat ze per 9 februari 2023 vanuit België is teruggekeerd naar Nederland en dat zij in België een uitkering voor gehandicapten ontving. Vanwege haar emigratie is die uitkering vervallen, maar haar gezondheid is verslechterd, sinds vijf maanden heeft zij ook een auto-immuunziekte.
2.8
Met het besluit van 17 april 2023 (
het primaire besluit) heeft het Uwv meegedeeld dat hij niet terugkomt op zijn eerdere besluiten. Het Uwv baseert zich daarvoor op de conclusie van een arts dat er geen nieuwe feiten en of omstandigheden zijn die tijdens de eerdere beoordelingen nog niet bekend waren en aanleiding geven om terug te komen op de eerdere beslissingen. Eiseres heeft daartegen bezwaar gemaakt. Eiseres is op 18 maart 2024 op een hoorzitting via Teams gehoord, waarbij verzekeringsarts bezwaar en beroep [verzekeringsarts bezwaar en beroep] aanwezig was.
2.9
Met het besluit van 25 maart 2024 (
het bestreden besluit) heeft het Uwv het bezwaar van eiseres ongegrond verklaard. Aan het bestreden besluit ligt het rapport van de verzekeringsarts bezwaar en beroep [verzekeringsarts bezwaar en beroep] van 19 maart 2024 ten grondslag. Eiseres heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.
Het verloop van de beroepsprocedure
3.1
Het Uwv heeft op het beroep gereageerd met een verweerschrift met daarbij een rapport van de verzekeringsarts bezwaar en beroep [verzekeringsarts bezwaar en beroep] van 12 juli 2024.
3.2
Eiseres heeft op 13 september 2024 medische informatie van de huisarts en reumatoloog overgelegd. Het Uwv heeft in reactie daarop nog een rapport van de verzekeringsarts bezwaar en beroep [verzekeringsarts bezwaar en beroep] van 4 oktober 202 overgelegd.
In een brief van 11 oktober 2024 heeft eiseres daar op gereageerd en daarbij een ongedateerde brief van de reumatoloog overgelegd.
3.3
De zaak is behandeld op de zitting van 5 november 2024. Eiseres is verschenen met haar begeleidster [begeleidster] , werkzaam bij [geestelijke gezondheidszorg] , en is bijgestaan door haar gemachtigde. Het Uwv is vertegenwoordigd door zijn gemachtigde
.

Standpunt eiseres

4.1
Eiseres voert aan dat het Uwv ten onrechte niet is teruggekomen op zijn eerdere besluiten om haar geen Wajong-uitkering toe te kennen. Zij wijst op nieuwe informatie van haar reumatoloog, die op 3 april 2023 de diagnose systemische sclerose heeft gesteld. Deze diagnose is niet eerder gesteld, het betreft een auto immuun aandoening met component fibromyalgie en verklaart de ziekteverschijnselen die zij al heeft sinds haar 18e verjaardag en die toenamen in de periode van vijf jaar daarna. Uit de rapporten van de verzekeringsartsen van het Uwv uit 2012 en 2013 is ook op te maken dat zij in die periode meerdere keren melding heeft gemaakt van zowel huidklachten, als toenemende (spier)klachten aan haar nek, rug en voeten en pijnlijke gewrichten, waardoor zij ook niet lang kon staan en zitten. Dit zijn volgens haar klachten die achteraf verklaard kunnen worden door de pas in 2023 vastgestelde diagnose. De reumatoloog en de dermatoloog hebben dat vermoeden volgens eiseres ook in 2023 en 2024 geuit.
4.2
Eiseres stelt dat haar functionele beperkingen die verband houden met de lichamelijke pijnklachten en steeds meer toenamen, onvoldoende zijn meegenomen in de Functionele mogelijkhedenlijst (FML) van 11 mei 2012. In de FML had daarom niet met slechts één beperking - voor frequent zware lasten hanteren - mogen worden uitgegaan, maar hadden ook meer beperkingen aangenomen moeten worden, zoals voor dynamische en statische houdingen.
4.3
Eiseres vindt dat gelet op de medische informatie van zowel de dermatoloog uit 2023 als de reumatoloog uit 2023 en 2024 het besluit van het Uwv om niet terug te komen van zijn eerdere besluit van 1 juni 2012 evident onredelijk is.
5. Op de zitting heeft eiseres bevestigd dat zij primair vindt dat ze vanaf haar 18e een Wajong-uitkering had moeten krijgen. Subsidiair vindt zij dat haar beperkingen in de vijf jaar na haar 18e zijn toegenomen (Amber). Eiseres heeft haar beroepsgrond dat de strekking van haar aanvraag ook had moeten worden aangemerkt als een verzoek om herziening voor de toekomst (duuraanspraak) ingetrokken.

Beoordelingskader

6. Het Uwv heeft de aanvraag van eiseres van 3 maart 2023 opgevat als een verzoek om terug te komen van zijn eerdere besluiten en heeft dat afgewezen, omdat geen sprake is van nieuwe feiten en omstandigheden. [1]
Dit betekent dat aan de hand van de aangevoerde beroepsgronden zal worden getoetst of het Uwv zich terecht, zorgvuldig voorbereid en deugdelijk gemotiveerd op het standpunt heeft gesteld dat er geen nieuw gebleken feiten of veranderde omstandigheden zijn. Als het bestreden besluit die toets doorstaat, zal aan de hand van de beroepsgronden worden beoordeeld of het bestreden besluit niet evident onredelijk is. [2]
7. Onder nieuw gebleken feiten en veranderde omstandigheden worden verstaan feiten of omstandigheden die ná het eerdere besluit zijn voorgevallen, dan wel feiten of omstandigheden die weliswaar vóór het eerdere besluit zijn voorgevallen, maar die niet vóór dat besluit konden worden aangevoerd. Nieuw gebleken feiten zijn ook bewijsstukken van al eerder gestelde feiten of omstandigheden, als deze bewijsstukken niet eerder konden worden overgelegd. [3] Een medisch rapport is op zich niet aan te merken als een nieuw feit, maar uit een medisch rapport kan de aanwezigheid van een nieuw feit blijken.
8. Het Uwv heeft de aanvraag van eiseres ook aangemerkt als een beroep op toegenomen arbeidsongeschiktheid. Op grond van de Wajong kan iemand, voor zover relevant, alsnog jonggehandicapte worden indien hij binnen vijf jaar na de achttiende verjaardag duurzaam geen mogelijkheden tot arbeidsparticipatie heeft, indien dit voortkomt uit dezelfde oorzaak op grond waarvan hij beperkingen als gevolg van ziekte of gebrek heeft. [4]
9. Het gaat in deze zaak om de datum [geboortedatum] 2008, de datum waarop eiseres 18 jaar werd. De periode van vijf jaar voor toegenomen arbeidsongeschiktheid loopt van [geboortedatum] 2008 tot en met [geboortedatum] 2013.

Beoordeling door de rechtbank

Geen nieuwe feiten of veranderde omstandigheden
10. De verzekeringsarts bezwaar en beroep heeft in haar rapport van 19 maart 2024 geconcludeerd dat de in 2023 gestelde diagnose geen nieuw medisch feit of omstandigheid is om terug te komen van de eerdere beoordelingen. Deze conclusie heeft zij nader gemotiveerd in haar rapporten van 12 juli 2024 en 4 oktober 2024. Het vaststellen van de diagnose in 2023 wijst er volgens deze arts op dat het ontstaan van de ziekteverschijnselen, op basis waarvan deze diagnose in 2023 gesteld kon worden, in de periode 2008-2013 nog niet of niet in dusdanige ernst en aantal waren om meer beperkingen aan te nemen. Ook als eiseres in de periode 2008-2013 bepaalde huidafwijkingen en spierklachten had die geduid werden als spierspanning, dan staat daarmee nog niet vast dat die verschijnselen destijds al gediagnosticeerd zijn of kunnen zijn als systemische sclerose.
11. De rechtbank kan de motivering van de verzekeringsarts bezwaar en beroep goed volgen dat er geen sprake is van een nieuw feit of veranderde omstandigheid die aanleiding had moeten geven om terug te komen op de eerdere beoordelingen. Zoals hiervoor uiteen is gezet, is nieuwe medische informatie op zichzelf niet aan te merken als een nieuw feit, maar kan uit een medische informatie de aanwezigheid van een nieuw feit blijken. Dit is echter in deze zaak niet het geval. Zoals de verzekeringsarts bezwaar en beroep uiteen heeft gezet in haar rapporten, ziet de overgelegde medische informatie van de reumatoloog en de vastgestelde diagnose niet op het toestandsbeeld van eiseres rond haar achttiende verjaardag, of vijf jaar daarna.
Geen toegenomen beperkingen
12. De verzekeringsarts bezwaar en beroep heeft in haar rapporten ook inzichtelijk gemotiveerd waarom zij geen aanleiding ziet om toegenomen beperkingen in de periode
[geboortedatum] 2008- [geboortedatum] 2013 aan te nemen. Daarbij heeft zij benadrukt dat een diagnose nog geen directe indicatie geeft voor het aannemen van bepaalde beperkingen en of de mate hiervan. De bij eiseres destijds al aanwezige psychische en lichamelijke klachten zijn vertaald naar beperkingen in de FML. Ook in het geval die ziekteverschijnselen, zoals de pijnklachten in haar spieren, onder de in 2023 gestelde diagnose vallen, is er nog steeds geen aanleiding om toegenomen beperkingen in de periode 2008-2013 aan te nemen gelet op de ernst van de problematiek destijds.
13. Naar het oordeel van de rechtbank heeft de verzekeringsarts bezwaar en beroep in haar rapporten begrijpelijk en overtuigend gemotiveerd waarom voor verdergaande beperkingen in de periode 2008-2013 vanwege de in 2023 gestelde diagnose geen aanleiding wordt gezien. Ze heeft toegelicht dat dit niet betekent dat de aanwezigheid van spier en gewrichtsklachten, eerder dan in 2023, wordt ontkend of onderschat, maar dat die klachten geen aanleiding gaven voor verdergaande beperkingen. Zij heeft zich daarvoor gebaseerd op de rapporten van de verzekeringsartsen uit 2012 en 2013, waaruit is af te leiden dat de daarin vermelde pijnklachten zijn meegewogen en beoordeeld. Vanwege de afwezigheid van evidente afwijkingen destijds bij het lichamelijk en aanvullend onderzoek hebben die klachten niet tot het vaststellen van verdergaande beperkingen geleid. De door eiseres overgelegde medische informatie over de gestelde diagnose en haar huidige klachten hebben daarom niet kunnen leiden tot een gewijzigde conclusie over haar medische situatie in de periode 2008-2013.
Conclusie
14. De rechtbank is van oordeel dat het Uwv met de rapporten van de verzekeringsarts bezwaar en beroep op goede gronden heeft geconcludeerd dat uit de overgelegde stukken geen nieuwe feiten en omstandigheden blijken die zien op de periode rond de 18e verjaardag en de periode van vijf jaar daarna. Het Uwv heeft zich daarom terecht op het standpunt gesteld dat de medische informatie niet leidt tot een terugkomen op zijn eerdere besluit van 1 juni 2012.
Niet evident onredelijk
15. Bij een beoordeling van de vraag of sprake is van evidente onredelijkheid gaat het erom of niet terugkomen van het oorspronkelijke besluit evident onredelijk is. Dit kan het geval zijn als dat besluit ten tijde van het nemen ervan onmiskenbaar onjuist was. In dit geval moet dus worden beoordeeld of de afwijzing van de eerste aanvraag van 1 maart 2012 onmiskenbaar onjuist was. In wat eiseres heeft aangevoerd, is geen aanleiding voor het oordeel dat dat het geval was.
Deskundige
16. De rechtbank ziet, gelet op het voorgaande, geen aanleiding om een deskundige te benoemen.

Conclusie en gevolgen

17. Het Uwv heeft terecht geconcludeerd dat geen sprake is van nieuwe feiten of omstandigheden die leiden tot een terugkomen op de eerdere afwijzingen van de Wajonguitkering. Het beroep is dus ongegrond. Dat betekent dat eiseres geen gelijk krijgt.
18. Er bestaat daarom geen aanleiding om proceskosten te vergoeden. Eiseres krijgt ook het griffierecht niet terug.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. S.C.A. van Kuijeren, rechter, in aanwezigheid van
mr. M.S.D. de Weerd, griffier. De uitspraak is uitgesproken in het openbaar op 27 december 2024.
griffier
rechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Informatie over hoger beroep

Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Centrale Raad van Beroep waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met deze uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van de Centrale Raad van Beroep vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen.

Voetnoten

1.Artikel 4:6 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb).
2.Zie de uitspraak van de CRvB van 27 december 2016, ECLI:NL:CRVB:2016:5115.
3.Zie de uitspraak van de CRvB van 2 december 2021, ECLI:NL:CRVB:2021:3018.
4.Op grond van artikel 1a:1, tweede lid, van de Wajong.