ECLI:NL:RBMNE:2024:7232

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
19 december 2024
Publicatiedatum
30 december 2024
Zaaknummer
UTR 24/338
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Socialezekerheidsrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Niet-ontvankelijkheid van beroep wegens niet-tijdig beslissen op Wmo-aanvraag

In deze uitspraak van de Rechtbank Midden-Nederland, gedateerd 19 december 2024, wordt het beroep van eisers tegen het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Almere behandeld. Eisers hebben gesteld dat het college niet tijdig heeft beslist op hun aanvraag op grond van de Wet maatschappelijke ondersteuning 2015 (Wmo 2015). De rechtbank heeft vastgesteld dat eisers op 13 november 2023 een melding hebben gedaan, maar dat er geen aanvraag is ingediend. De rechtbank legt uit dat volgens de systematiek van de Wmo 2015 een cliënt eerst een melding doet van de behoefte aan ondersteuning, waarna het college binnen zes weken een onderzoek moet uitvoeren. Indien het college niet binnen deze termijn handelt, kan de cliënt een aanvraag indienen. In dit geval heeft het college de melding ontvangen, maar is er geen aanvraag gedaan. De rechtbank concludeert dat de eisers te vroeg in gebreke hebben gesteld, omdat de beslistermijn nog niet was aangevangen. Hierdoor is het beroep niet-ontvankelijk verklaard. De uitspraak benadrukt de noodzaak voor cliënten om de juiste procedure te volgen bij het indienen van aanvragen en het instellen van beroep.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Zittingsplaats Utrecht
Bestuursrecht
zaaknummer: UTR 24/338

1.a

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 19 december 2024 in de zaak tussen

[eiser 1] en [eiser 2] , eisers

(gemachtigde: mr. G.A.S. Maduro),
en

het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Almere, het college.

Inleiding

In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep dat eisers hebben ingesteld, omdat het college volgens hen niet op tijd heeft beslist op een door hen ingediende aanvraag op grond van de Wet maatschappelijke ondersteuning 2015 (Wmo 2015).
Het college heeft op 5 februari 2024 gereageerd op het ingestelde beroep.

Overwegingen

1. De rechtbank nodigt partijen niet uit voor een zitting, omdat dat in deze zaak niet nodig is. [1] Hieronder legt de rechtbank dat verder uit.
2. Als een bestuursorgaan niet op tijd beslist op een aanvraag of bezwaarschrift, kan de betrokkene daartegen in beroep gaan. Voordat hij beroep kan instellen, moet de betrokkene per brief aan het bestuursorgaan laten weten dat binnen twee weken alsnog beslist moet worden op zijn aanvraag of bezwaar (de zogenoemde ingebrekestelling). Als er na die twee weken nog steeds geen besluit is, dan kan de betrokkene beroep instellen. Dit staat (onder andere) in artikel 6:12 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb).
3. Eisers hebben op 13 november 2023 op grond van de Wmo 2015 bij het college een melding gedaan. De melding is door het college op diezelfde dag ontvangen. Eisers zijn in de veronderstelling dat uit de melding volgt dat zij een aanvraag op grond van de Wmo 2015 hebben gedaan. Eisers stellen dat het college weigert om schriftelijk te beslissen op hun aanvraag om een Wmo-voorziening. Eisers hebben het college daarom op 21 december 2023 in gebreke gesteld. Eisers hebben vervolgens twee weken gewacht. Op 8 januari 2024 hebben eisers beroep ingesteld wegens het niet-tijdig beslissen op hun aanvraag.
4. De rechtbank overweegt als volgt. De Centrale Raad van Beroep heeft in de uitspraak van 4 juli 2018 [2] overwogen dat uit de systematiek van de Wmo 2015 [3] volgt dat een cliënt in eerste instantie bij het college melding doet van een behoefte aan maatschappelijke ondersteuning. Vervolgens voert het college binnen zes weken een onderzoek uit en verstrekt aan de cliënt dan wel diens vertegenwoordiger een schriftelijke weergave van de uitkomsten van het onderzoek. Indien het onderzoek is afgerond en het college daarin geen aanleiding heeft gezien om (ambtshalve) een maatwerkvoorziening te verstrekken, kan de cliënt een aanvraag om een maatwerkvoorziening bij het college indienen. Datzelfde recht komt de cliënt toe als het onderzoek niet is uitgevoerd binnen de termijn van zes weken, in welk geval hij een aanvraag kan indienen zonder de afronding van het onderzoek af te wachten. Zodra een aanvraag is gedaan, zal het college, gelet op artikel 2.3.5, tweede lid, van de Wmo 2015, binnen twee weken moeten beslissen op de aanvraag.
5. In dit geval is op 13 november 2023 bij het college een melding gedaan van de behoefte aan maatschappelijke ondersteuning. Uit de brief van het college 5 februari 2024 blijkt dat het college de melding heeft ontvangen en dat de termijn voor het uitvoeren van een onderzoek inmiddels is verstreken. In de brief staat dat het college er naar streeft zo snel mogelijk onderzoek in te stellen en aansluitend een besluit te nemen. Volgens het college is de ingebrekestelling van 21 december 2023 te vroeg ingediend.
6. Uit wat hiervoor is overwogen volgt dat het college niet binnen de in artikel 2.3.2, eerste lid, van de Wmo 2015 genoemde termijn van zes weken een onderzoek is gestart. Niet is gebleken dat eisers na afloop van de termijn van zes weken een aanvraag hebben ingediend.
7. Nu van een aanvraag niet is gebleken, is de beslistermijn van artikel 2.3.5, tweede lid, van de Wmo 2015 nog niet aangevangen. Dit betekent dat eisers het college te vroeg in gebreke hebben gesteld [4] .
Conclusie en gevolgen
8. Het beroep is niet-ontvankelijk. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep niet-ontvankelijk.
Deze uitspraak is gedaan door mr. G.P. Loman, rechter, in aanwezigheid van mr. N. Khalloufi, griffier
.De beslissing is in het openbaar uitgesproken op 19 december 2024.
de griffier is verhinderdom te ondertekenen
griffier rechter
Afschrift verzonden aan partijen op:

Bent u het niet eens met deze uitspraak?

Als u het niet eens bent met deze uitspraak kunt u een brief sturen naar de rechtbank waarin u uitlegt waarom u het er niet mee eens bent. Dit heet een verzetschrift. U moet dit verzetschrift indienen binnen 6 weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. U ziet deze datum op de stempel die hierboven staat. Als u graag een zitting wilt waarbij u persoonlijk uw mening aan de rechter kunt geven, kunt u dit in uw verzetschrift aangeven.

Voetnoten

1.Op grond van artikel 8:54 Awb.
3.Zie artikel 2.3.2, eerste, achtste en negende lid en artikel 2.3.5, eerste lid, van de Wmo 2015.