In deze zaak heeft de Rechtbank Midden-Nederland op 17 december 2024 uitspraak gedaan in een verzoek om vergoeding van proceskosten door verzoeker, die in een WOZ-zaak betrokken was. Verzoeker had eerder beroep ingesteld tegen een besluit van de heffingsambtenaar van de gemeente Amersfoort, maar had dit beroep ingetrokken nadat hij overeenstemming had bereikt over de WOZ-waarde. De rechtbank heeft vastgesteld dat er geen overeenstemming was over de hoogte van de proceskostenvergoeding, wat aanleiding gaf tot deze procedure. De rechtbank heeft partijen niet uitgenodigd voor een zitting, omdat dit in deze zaak niet nodig werd geacht. De rechtbank heeft overwogen dat de heffingsambtenaar op 24 februari 2023 een besluit had genomen en dat verzoeker op 21 mei 2024 had aangegeven dat hij akkoord ging met de verlaging van de WOZ-waarde. De rechtbank heeft vervolgens de proceskosten vastgesteld op € 1061,50, gebaseerd op de ingediende bezwaarschriften en beroepschriften, en heeft verweerder veroordeeld tot betaling van dit bedrag aan verzoeker. Daarnaast is verweerder opgedragen het griffierecht van € 51,- aan verzoeker te vergoeden. De uitspraak is openbaar uitgesproken en partijen zijn geïnformeerd over hun recht om in verzet te gaan tegen deze uitspraak.