ECLI:NL:RBMNE:2024:7218
Rechtbank Midden-Nederland
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Afwijzing aanvraag compensatie transitievergoeding wegens te late indiening
In deze uitspraak beoordeelt de Rechtbank Midden-Nederland het beroep van eiser tegen de afwijzing van zijn aanvraag voor compensatie van een betaalde transitievergoeding. Eiser, werkgever van een ex-werkneemster die zich ziek meldde, had op 9 januari 2023 een vaststellingsovereenkomst gesloten, waarbij het dienstverband eindigde. Eiser betaalde een transitievergoeding van € 3.807,86,- bruto. Op 12 september 2023 diende eiser een aanvraag in voor compensatie van deze vergoeding, maar het Uwv wees deze aanvraag af op 8 december 2023, omdat deze te laat was ingediend. Eiser maakte bezwaar, maar het Uwv verklaarde dit ongegrond op 15 mei 2024. Eiser ging in beroep bij de rechtbank, die op 23 oktober 2024 de zaak behandelde.
De rechtbank oordeelt dat het Uwv de aanvraag terecht heeft afgewezen. Volgens artikel 2, sub b, van de Regeling compensatie transitievergoeding moet een aanvraag binnen zes maanden na betaling van de transitievergoeding worden ingediend. Eiser voerde aan dat hij niet op de hoogte was van de Regeling en dat hij door verschillende omstandigheden niet op tijd kon aanvragen. De rechtbank concludeert echter dat de omstandigheden van eiser niet bijzonder genoeg zijn om van de termijn af te wijken. Eiser had voldoende tijd om zich te informeren over de Regeling en de bijbehorende termijnen. De rechtbank wijst erop dat het de verantwoordelijkheid van eiser is om op de hoogte te zijn van dergelijke regelingen.
De rechtbank verklaart het beroep ongegrond, waardoor de afwijzing van de aanvraag in stand blijft. Eiser krijgt geen griffierecht terug en ook geen vergoeding van proceskosten. De uitspraak is gedaan door mr. R.C. Stijnen en is openbaar uitgesproken op 28 november 2024.