In deze uitspraak van de Rechtbank Midden-Nederland, gedaan op 17 december 2024, is het beroep van eiseres gegrond verklaard. Eiseres had beroep ingesteld omdat verweerder, de Dienst Toeslagen, niet tijdig had beslist op haar bezwaar van 1 januari 2023 tegen de definitieve beschikking compensatie kinderopvangtoeslag. De rechtbank had eerder, op 15 september 2023, een termijn gesteld voor verweerder om een besluit te nemen, maar deze termijn was op 27 oktober 2023 verstreken zonder dat er een beslissing was genomen. Eiseres had geen gebruik gemaakt van haar recht om te worden gehoord op een zitting, waarna de rechtbank het onderzoek heeft gesloten.
De rechtbank oordeelde dat verweerder alsnog een besluit moet nemen, en dat dit in principe binnen twee weken na de uitspraak moet gebeuren. In bijzondere gevallen kan de rechtbank een andere termijn bepalen. De rechtbank heeft vastgesteld dat in dit geval de wettelijke beslistermijn te kort is om een besluit te nemen. Daarom heeft de rechtbank een nadere beslistermijn van twintig weken vastgesteld, aansluitend bij de gemiddelde doorlooptijd van de bezwaarprocedure.
Daarnaast heeft de rechtbank bepaald dat er een dwangsom van € 50,- per dag moet worden betaald voor elke dag dat verweerder de termijn overschrijdt, met een maximum van € 15.000,-. Eiseres heeft recht op een vergoeding van de proceskosten, die is vastgesteld op € 437,50, en het door haar betaalde griffierecht van € 51,- moet door verweerder worden vergoed. De uitspraak is openbaar uitgesproken en een afschrift is verzonden aan de betrokken partijen.