In deze zaak heeft eiseres beroep ingesteld tegen de Dienst Toeslagen, omdat deze niet tijdig heeft beslist op haar bezwaar van 10 augustus 2023 tegen de definitieve beschikking compensatie kinderopvangtoeslag. De rechtbank had eerder, op 25 april 2024, een beroep van eiseres gegrond verklaard en verweerder opgedragen om binnen zes weken een besluit op bezwaar te nemen. Op 19 november 2024 heeft verweerder een verweerschrift ingediend, maar geen van de partijen heeft verzocht om een zitting. De rechtbank heeft daarop het onderzoek gesloten.
De rechtbank overweegt dat tegen het niet tijdig nemen van een besluit beroep kan worden ingesteld. De termijn die de rechtbank op 25 april 2024 heeft gesteld, is op 6 juni 2024 verstreken en verweerder heeft tot op heden geen besluit genomen. De rechtbank verklaart het beroep gegrond en draagt verweerder op om alsnog binnen twee weken na verzending van de uitspraak een besluit te nemen. In bijzondere gevallen kan de bestuursrechter een andere termijn bepalen, maar de rechtbank stelt vast dat in dit geval de wettelijke beslistermijn te kort is.
De rechtbank heeft eerder geoordeeld dat bij tweede en volgende beroepen tegen het niet tijdig beslissen op bezwaar een nadere beslistermijn van twintig weken realistisch is. Daarnaast wordt er een dwangsom van € 50,- per dag opgelegd voor elke dag dat verweerder de termijn overschrijdt, met een maximum van € 15.000,-. Eiseres krijgt ook een vergoeding voor de proceskosten van € 437,50 en het door haar betaalde griffierecht van € 51,- moet door verweerder worden vergoed. De uitspraak is gedaan door mr. J.J. Catsburg op 19 december 2024.