In deze uitspraak van de Rechtbank Midden-Nederland, gedaan op 20 december 2024, is het beroep van eiseres gegrond verklaard. Eiseres had bezwaar gemaakt tegen de definitieve beschikking van de Dienst Toeslagen met betrekking tot de compensatie voor kinderopvangtoeslag. Eiseres stelde dat de Dienst Toeslagen niet tijdig had beslist op haar bezwaar, dat zij op 5 maart 2024 had ingediend. De rechtbank heeft vastgesteld dat de beslistermijn inderdaad is overschreden. Eiseres had de Dienst Toeslagen op 19 augustus 2024 in gebreke gesteld, en het beroep werd ingediend op 6 september 2024, meer dan twee weken later. De rechtbank oordeelde dat de Dienst Toeslagen alsnog een besluit moet nemen, en dat dit moet gebeuren binnen twee weken na de uitspraak, tenzij er bijzondere omstandigheden zijn die een andere termijn rechtvaardigen.
De rechtbank heeft ook overwogen dat in dit geval een dwangsom van € 50,- per dag moet worden opgelegd voor elke dag dat de Dienst Toeslagen de termijn overschrijdt, met een maximum van € 15.000,-. Daarnaast heeft de rechtbank bepaald dat eiseres recht heeft op een vergoeding van de proceskosten, die is vastgesteld op € 437,50, en dat het door eiseres betaalde griffierecht van € 51,- door de Dienst Toeslagen moet worden vergoed. De uitspraak is openbaar uitgesproken en een afschrift is verzonden aan de betrokken partijen.