22. Eiser is van mening dat het globale bureauonderzoek onvoldoende zorgvuldig is uitgevoerd. Volgens eiser was er op basis van de informatie die hij en zijn buurman hebben verstrekt voldoende bewijs dat de buurman met de beveiligingscamera’s de AVG heeft overtreden.
22. De AP stelt zich op het standpunt dat de beschikbare informatie onvoldoende is om met zekerheid vast te stellen dat daadwerkelijk persoonsgegevens worden verwerkt en dat daarvoor geen gerechtvaardigd belang bestond.
22. De rechtbank overweegt als volgt.
22. Artikel 6 van de AVG bepaalt onder welke voorwaarden verwerking van persoonsgegevens rechtmatig is. Om een overtreding van deze bepaling vast te stellen, is als eerste van belang of persoonsgegevens daadwerkelijk worden verwerkt. Vervolgens moet bekeken worden of die verwerking gelet op de voorwaarden van artikel 6 van de AVG kan worden gerechtvaardigd. Pas als geconstateerd wordt dat dat niet het geval is, is sprake van een overtreding van de AVG.
22. Bij zijn verzoek heeft eiser foto’s gevoegd van zijn huis en voor- en achtertuin. Op deze foto’s is ook te zien dat aan de gevel van de woning van zijn buurman een beveiligingscamera is bevestigd. Naar aanleiding van het verzoek van eiser heeft de AP een brief aan de buurman gestuurd en hem een aantal vragen gesteld over onder andere de instellingen van de camera en wat gefilmd wordt. De buurman heeft schriftelijk gereageerd, maar niet alle vragen beantwoord. De buurman heeft wel onder meer opgemerkt dat de camera sinds 2007 werkt, is uitgerust met privacy-screens en dat met de camera hooguit anderhalve vierkante meter van de voortuin van eiser zichtbaar is.
22. Naar het oordeel van de rechtbank heeft de AP zich op basis van de beschikbare informatie op het standpunt kunnen stellen dat niet op voorhand kan worden vastgesteld dat de AVG door de buurman wordt overtreden. Op de zitting heeft de AP toegelicht dat kennis over de instellingen van de camera van belang is om te bepalen wat precies wordt opgenomen en wordt verwerkt. Camera’s kunnen worden ingezoomd en uitgezoomd en naar beneden worden gericht. Ook kan een camera zo zijn ingesteld dat een stukje van de beelden niet zichtbaar is. Nu niet zeker is welke persoonsgegevens in welke mate worden verwerkt, kan ook niet worden beoordeeld in hoeverre voor die verwerking een gerechtvaardigd belang bestaat.
22. Ook heeft de AP naar het oordeel van de rechtbank voldoende zorgvuldig onderzoek gedaan of een overtreding kan worden vastgesteld. Zoals in overweging 8 is vermeld, is het niet onredelijk dat de AP aan de hand van zogenoemd globaal bureauonderzoek beoordeelt of zich een mogelijke overtreding heeft voorgedaan. In dit geval heeft de AP in het kader van dat onderzoek informatie aan de buurman gevraagd. Toen daar geen reactie op kwam heeft de AP nogmaals een brief gestuurd en daarin vermeld dat de benodigde inlichtingen worden gevorderd. De daarop ontvangen reactie leidde niet tot de benodigde informatie om met zekerheid vast te stellen dat sprake is van een overtreding van de AVG.
22. Voor zover eiser meent dat de AP onzorgvuldig heeft gehandeld door geen opvolging te geven aan de vordering om inlichtingen, overweegt de rechtbank het volgende. Op de zitting heeft de AP naar voren gebracht dat de tweede brief aan de buurman per ongeluk in de vorm van een vordering tot inlichtingen is gegoten. Omdat het onderzoek zich nog in fase 1 bevond, was er nog geen aanleiding voor het inzetten van handhavingsbevoegdheden. Gelet op het beleid van de AP zou dat pas aan de orde zijn als op basis van de toets aan de prioriteringscriteria tot het doen van nader onderzoek zou zijn besloten. Om die reden heeft de AP ook geen opvolging aan die vordering gegeven. De rechtbank kan zich wel voorstellen dat deze gang van zaken bij eiser tot de verwachting heeft geleid dat de AP nader onderzoek zal doen. Maar naar het oordeel van de rechtbank is duidelijk geworden dat sprake was van een vergissing en dat de AP met de brief aan de buurman niet heeft beoogd om een handhavingsinstrument in te zetten. Dat een vergissing is gemaakt, is naar het oordeel van de rechtbank onvoldoende om vervolgens van de AP te verlangen om in afwijking van haar beleid toch tot nader onderzoek over te gaan. Bij dat beleid wordt immers ook betrokken dat de AP beperkte capaciteit heeft voor het doen van nader onderzoek en over de inzet daarvan keuzes maakt.
22. De beroepsgrond slaagt niet.