In deze uitspraak van de Rechtbank Midden-Nederland, enkelvoudige kamer, wordt het beroep van eiseres behandeld tegen de Dienst Toeslagen. Eiseres, afkomstig uit Polen, heeft bezwaar gemaakt tegen de definitieve beschikking compensatie kinderopvangtoeslag, welke op 31 juli 2024 door de Dienst Toeslagen is ontvangen. Eiseres stelt dat er niet tijdig op haar bezwaar is beslist. Op 21 augustus 2024 heeft de Dienst Toeslagen een verweerschrift ingediend, maar beide partijen hebben aangegeven geen gebruik te willen maken van hun recht om gehoord te worden op een zitting, waarna de rechtbank het onderzoek heeft gesloten.
De rechtbank constateert dat het beroep is ingediend bij de rechtbank Den Haag, die het vervolgens heeft doorgestuurd naar de rechtbank Midden-Nederland, de bevoegde rechtbank. De rechtbank stelt vast dat de beslistermijn is overschreden, aangezien de Dienst Toeslagen op 15 mei 2024 in gebreke is gesteld. Eiseres heeft op 10 juli 2024 beroep ingesteld tegen het niet tijdig nemen van een besluit. De rechtbank verklaart het beroep gegrond en draagt de Dienst Toeslagen op om alsnog binnen twee weken na de uitspraak een besluit te nemen. In bijzondere gevallen kan de bestuursrechter een andere termijn bepalen, maar in dit geval is de rechtbank van mening dat een termijn van veertig weken na het indienen van het verweerschrift realistisch is, gezien de gemiddelde doorlooptijd van de bezwaarprocedure.
De rechtbank legt een dwangsom op van € 50,- per dag voor elke dag dat de Dienst Toeslagen de termijn overschrijdt, met een maximum van € 15.000,-. Daarnaast krijgt eiseres een vergoeding voor de proceskosten van € 437,50 en het betaalde griffierecht van € 51,- moet door de Dienst Toeslagen aan eiseres worden vergoed. De uitspraak is gedaan door mr. M. Eversteijn en is openbaar uitgesproken op 19 december 2024.