In deze uitspraak van de Rechtbank Midden-Nederland, gedaan op 19 december 2024, is het beroep van eiseres gegrond verklaard. Eiseres had beroep ingesteld omdat verweerder, de Dienst Toeslagen, niet tijdig had beslist op haar bezwaar tegen de definitieve beschikking compensatie kinderopvangtoeslag, ingediend op 26 oktober 2023. Verweerder had op 26 augustus 2024 een verweerschrift ingediend, maar geen van de partijen heeft gebruik gemaakt van het recht om gehoord te worden op een zitting, waarna de rechtbank het onderzoek heeft gesloten.
De rechtbank overweegt dat tegen het niet tijdig nemen van een besluit beroep kan worden ingesteld, en dat de beslistermijn in deze zaak is overschreden. Eiseres heeft verweerder op 27 april 2024 in gebreke gesteld, en heeft meer dan twee weken later, op 14 augustus 2024, beroep ingesteld. De rechtbank oordeelt dat verweerder alsnog een besluit moet nemen, en dat dit binnen twee weken na de uitspraak moet gebeuren, tenzij er bijzondere omstandigheden zijn die een andere termijn rechtvaardigen.
De rechtbank heeft vastgesteld dat in dit geval de wettelijke beslistermijn te kort is om een besluit te nemen. De rechtbank heeft eerder geoordeeld dat een nadere beslistermijn van veertig weken na het indienen van het verweerschrift realistisch is, wat aansluit bij de gemiddelde doorlooptijd van de bezwaarprocedure. De uiterlijke datum waarop verweerder een besluit op bezwaar bekend moet maken is vastgesteld op 2 juni 2025.
Daarnaast heeft de rechtbank bepaald dat verweerder een dwangsom van € 50,- per dag moet betalen voor elke dag dat hij de termijn overschrijdt, met een maximum van € 15.000,-. Eiseres krijgt ook een vergoeding voor de proceskosten van € 437,50, en het door haar betaalde griffierecht van € 51,- moet door verweerder worden vergoed.