ECLI:NL:RBMNE:2024:7159

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
12 december 2024
Publicatiedatum
24 december 2024
Zaaknummer
UTR 24/6143
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Bestuursprocesrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beroep tegen niet tijdig beslissen op bezwaar inzake compensatie kinderopvangtoeslag

In deze uitspraak van de Rechtbank Midden-Nederland, gedaan op 12 december 2024, staat het beroep centraal dat eiser heeft ingesteld tegen de Dienst Toeslagen. Eiser stelt dat verweerder niet tijdig heeft beslist op zijn bezwaar van 8 april 2024 tegen de definitieve beschikking compensatie kinderopvangtoeslag. Op 15 oktober 2024 heeft verweerder een verweerschrift ingediend, maar geen van de partijen heeft verzocht om een zitting. De rechtbank heeft daarop het onderzoek gesloten. De rechtbank overweegt dat tegen het niet tijdig nemen van een besluit beroep kan worden ingesteld, en dat de beslistermijn in deze zaak is overschreden. Eiser heeft verweerder op 6 september 2024 in gebreke gesteld, en heeft vervolgens op 27 september 2024 beroep ingesteld. De rechtbank oordeelt dat het beroep gegrond is, en dat verweerder alsnog een besluit moet nemen binnen een termijn die door de rechtbank is vastgesteld.

De rechtbank heeft vastgesteld dat de wettelijke beslistermijn te kort is om een besluit te nemen, en heeft in eerdere rechtspraak bepaald dat een nadere beslistermijn van veertig weken na het indienen van het verweerschrift realistisch is. Dit sluit aan bij de gemiddelde doorlooptijd van de bezwaarprocedure. De uiterlijke datum waarop verweerder een besluit op bezwaar bekend moet maken is vastgesteld op 22 juli 2025. Tevens heeft de rechtbank overwogen dat er een dwangsom van € 50,- per dag moet worden betaald voor elke dag dat verweerder de termijn overschrijdt, met een maximum van € 15.000,-. Eiser heeft verzocht om de dwangsom vast te stellen, en de rechtbank heeft deze vastgesteld op het maximale bedrag van € 1.442,-, omdat er al 42 dagen zijn verstreken sinds verweerder in gebreke is.

Daarnaast heeft de rechtbank geoordeeld dat eiser recht heeft op een vergoeding van de proceskosten, die door verweerder moet worden betaald. De totale proceskostenvergoeding is vastgesteld op € 437,50, en verweerder moet ook het door eiser betaalde griffierecht van € 51,- vergoeden. De rechtbank heeft de uitspraak openbaar uitgesproken en een afschrift verzonden aan de betrokken partijen.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND
Zittingsplaats Utrecht
Bestuursrecht
zaaknummer: UTR 24/6143

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 12 december 2024 in de zaak tussen

[eiser] , uit [woonplaats] , eiser,

(gemachtigde: mr. J. van der Ende),
en

Dienst Toeslagen, verweerder,(gemachtigde: [gemachtigde] ).

Inleiding

Deze uitspraak gaat over het beroep dat eiser heeft ingesteld, omdat verweerder volgens hem niet op tijd heeft beslist op zijn bezwaar van 8 april 2024 tegen de definitieve beschikking compensatie kinderopvangtoeslag.
Op 15 oktober 2024 heeft verweerder een verweerschrift ingediend.
Partijen zijn gevraagd of zij gehoord willen worden op een zitting. Geen van partijen heeft verklaard gebruik te willen maken van dit recht. [1] Daarop heeft de rechtbank het onderzoek gesloten.

Overwegingen

1. Tegen het niet tijdig nemen van een besluit kan beroep worden ingesteld. [2] Het beroepschrift kan worden ingediend zodra het bestuursorgaan in gebreke is om op tijd een besluit te nemen en twee weken zijn verstreken nadat een schriftelijke ingebrekestelling door het bestuursorgaan is ontvangen. [3]
2. Tussen partijen is niet in geschil dat de beslistermijn is overschreden. Bij brief van 6 september 2024, ontvangen door verweerder op 9 september 2024, is verweerder in gebreke gesteld. Eiser heeft meer dan twee weken daarna, te weten bij brief van 27 september 2024, beroep ingesteld tegen het niet tijdig nemen van een besluit op zijn bezwaar.
3. Het beroep is gegrond.
Verweerder moet alsnog een besluit nemen
4. Omdat verweerder nog geen (nieuw) besluit heeft genomen, bepaalt de rechtbank dat verweerder dit alsnog moet doen. Het bestuursorgaan moet dit in principe doen binnen twee weken na het verzenden van de uitspraak. In bijzondere gevallen kan de bestuursrechter een andere termijn bepalen. Het is vaste rechtspraak van de Afdeling dat die termijn niet onnodig lang, maar ook niet onrealistisch kort moet zijn.
5. De rechtbank stelt vast dat sprake is van een bijzonder geval waarin de wettelijke beslistermijn te kort is om een besluit te nemen. Over de vraag welke beslistermijn wel realistisch is, heeft de rechtbank op 25 oktober 2024 [4] uitspraak gedaan. De rechtbank heeft geoordeeld dat bij eerste beroepen tegen het niet tijdig beslissen op bezwaar een nadere beslistermijn van veertig weken na het indienen van het verweerschrift realistisch is. Deze termijn sluit aan bij de gemiddelde doorlooptijd van 549 dagen die de bezwaarprocedure op dit moment bedraagt en de termijn die de rechtbank Rotterdam heeft bepaald in haar uitspraak van 15 juli 2024 [5] .
6. Het verweerschrift dateert van 15 oktober 2024 en de uiterlijke datum waarop verweerder een besluit op bezwaar bekend moet maken is dus 22 juli 2025.
7. In de uitspraak van 25 oktober 2024 heeft de rechtbank verder overwogen dat in zaken zoals deze een dwangsom zal worden bepaald van € 50,- per dag voor iedere dag dat verweerder de hiervoor bepaalde termijn niet haalt met een maximum van € 15.000,-.
Bestuurlijke dwangsom
8. Eiser heeft verzocht om de dwangsom vast te stellen. Als een bestuursorgaan een besluit niet op tijd neemt, moet het bestuursorgaan een dwangsom betalen voor elke dag dat het te laat is, voor maximaal 42 dagen. De dwangsom bedraagt de eerste veertien dagen € 23,- per dag, de daaropvolgende veertien dagen € 35,- per dag en de overige dagen € 45,- per dag. Het bestuursorgaan stelt de dwangsom vast binnen twee weken na de laatste dag waarover de dwangsom betaald moet worden. [6]
9. Verweerder heeft de hoogte van de dwangsom niet formeel in een besluit vastgesteld, maar slechts in zijn verweerschrift de hoogte van de nog toe te kennen dwangsom berekend.
De rechtbank stelt de hoogte van de dwangsom vast op het maximale bedrag van € 1.442,-, omdat er inmiddels al 42 dagen zijn verstreken sinds verweerder in gebreke is.
Proceskosten en griffierecht
10. Omdat het beroep gegrond is, krijgt eiser een vergoeding voor de proceskosten die hij heeft gemaakt. Verweerder moet die vergoeding betalen. De vergoeding wordt met toepassing van het Besluit proceskosten bestuursrecht als volgt berekend. De bijstand door een gemachtigde levert 1 punt op (1 punt voor het indienen van het beroepschrift met een waarde per punt van € 875,-), bij een wegingsfactor 0,5. Toegekend wordt € 437,50.
10. Omdat de rechtbank het beroep gegrond verklaart, moet verweerder aan eiser het door hem betaalde griffierecht vergoeden.

Beslissing

De rechtbank:
- verklaart het beroep gegrond;
-vernietigt het, met een besluit gelijk te stellen, niet tijdig nemen van een besluit;
- draagt verweerder op uiterlijk 22 juli 2025 een besluit op bezwaar bekend te maken;
- bepaalt dat verweerder aan eiser een dwangsom van € 50,- moet betalen voor elke dag waarmee hij de hiervoor genoemde termijn overschrijdt, met een maximum van € 15.000,-;
- stelt de door verweerder te betalen dwangsom vast op € 1.442,-;
- veroordeelt verweerder in de proceskosten van eiser tot een bedrag van € 437,50;
- draagt verweerder op het betaalde griffierecht van € 51,- aan eiser te vergoeden.
Deze uitspraak is gedaan door mr. I. Helmich, rechter, in aanwezigheid van C.A.A.W. van der Heijden, griffier. De uitspraak is uitgesproken in het openbaar op 12 december 2024.
de griffier is verhinderd deze uitspraak te ondertekenen
rechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Bent u het niet eens met deze uitspraak?Als u het niet eens bent met deze uitspraak, kunt u een brief sturen naar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State waarin u uitlegt waarom u het er niet mee eens bent. Dit heet een beroepschrift. U moet dit beroepschrift indienen binnen 6 weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. U ziet deze datum hierboven.

Voetnoten

1.Artikel 8:57, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb).
2.Artikel 6:2, aanhef en onder b, in samenhang met artikel 7:1, eerste lid, aanhef en onder f, van de Awb.
3.Artikel 6:12, tweede lid, van de Awb.
6.Artikelen 4:17 en 4:18, eerste lid, van de Awb.