In deze uitspraak van de Rechtbank Midden-Nederland, enkelvoudige kamer, is op 19 december 2024 een beroep behandeld dat eiseres heeft ingesteld tegen de Dienst Toeslagen. Eiseres stelt dat verweerder niet tijdig heeft beslist op haar bezwaar tegen de definitieve beschikking compensatie kinderopvangtoeslag. Het bezwaarschrift is op 8 januari 2024 door verweerder ontvangen. Na het indienen van een verweerschrift op 8 augustus 2024, hebben beide partijen aangegeven geen gebruik te willen maken van hun recht om gehoord te worden op een zitting, waarna de rechtbank het onderzoek heeft gesloten.
De rechtbank overweegt dat tegen het niet tijdig nemen van een besluit beroep kan worden ingesteld, zodra het bestuursorgaan in gebreke is. Eiseres heeft verweerder op 17 mei 2024 in gebreke gesteld en heeft meer dan twee weken na deze ingebrekestelling, op 11 juli 2024, beroep ingesteld. De rechtbank oordeelt dat het beroep gegrond is, omdat verweerder nog geen besluit heeft genomen. De rechtbank draagt verweerder op om binnen twee weken na de uitspraak alsnog een besluit te nemen, met inachtneming van de eerder vastgestelde termijn van veertig weken na het indienen van het verweerschrift.
Daarnaast wordt er een dwangsom van € 50,- per dag opgelegd voor elke dag dat verweerder de termijn overschrijdt, met een maximum van € 15.000,-. Eiseres heeft recht op vergoeding van het door haar betaalde griffierecht van € 51,-. De uitspraak is openbaar uitgesproken en een afschrift is verzonden aan de betrokken partijen.