ECLI:NL:RBMNE:2024:7083

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
23 december 2024
Publicatiedatum
23 december 2024
Zaaknummer
23/6114
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Socialezekerheidsrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beroep tegen beëindiging ZW-uitkering met betrekking tot zorgvuldigheid van medisch onderzoek en medische beoordeling

In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van eiseres tegen de beëindiging van haar uitkering op grond van de Ziektewet (ZW) vanaf 10 maart 2023. Eiseres had zich op 12 december 2021 ziek gemeld na haar laatste werk als [functie] voor gemiddeld 30,34 uur per week. Het Uwv had haar een ZW-uitkering toegekend, maar na een eerstejaars ZW-beoordeling concludeerde een arts dat eiseres belastbaar was, met inachtneming van beperkingen zoals vastgelegd in een Functionele Mogelijkhedenlijst (FML) van 12 januari 2023. De arbeidsdeskundige stelde vast dat eiseres niet meer geschikt was voor haar laatste werk, maar wel in staat was om andere functies te vervullen. Het Uwv beëindigde de uitkering per 10 maart 2023, omdat eiseres op 11 december 2022 meer dan 65% van haar eerdere loon kon verdienen. Eiseres maakte bezwaar, maar dit werd ongegrond verklaard door het Uwv op 6 november 2023.

Eiseres ging in beroep en voerde aan dat het Uwv onzorgvuldig onderzoek had gedaan en haar psychische klachten had onderschat. De rechtbank oordeelde dat het Uwv zijn besluiten mocht baseren op rapporten van verzekeringsartsen, mits deze zorgvuldig tot stand waren gekomen. De rechtbank concludeerde dat het Uwv geen onzorgvuldig onderzoek had verricht en dat de medische beoordeling juist was. Eiseres had niet voldoende onderbouwd dat de rapporten niet aan de eisen voldeden. De rechtbank oordeelde dat de verzekeringsarts bezwaar en beroep voldoende had gemotiveerd waarom de informatie van de huisarts niet leidde tot een andere conclusie over de belastbaarheid van eiseres.

De rechtbank verklaarde het beroep ongegrond en bevestigde dat het Uwv terecht de ZW-uitkering van eiseres had beëindigd, omdat zij meer dan 65% kon verdienen van haar eerdere loon. Eiseres kreeg geen griffierecht terug en ook geen vergoeding van proceskosten. De uitspraak werd gedaan door mr. L.A. Kjellevold, rechter, in aanwezigheid van mr. G.M.C.P. Maarhuis, griffier, en werd openbaar uitgesproken op 28 juni 2024.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND
Zittingsplaats Utrecht
Bestuursrecht
zaaknummer: UTR 23/6114

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 28 juni 2024 in de zaak tussen

[eiseres] , uit [woonplaats] , eiseres

(gemachtigde: mr. A.J.M. Knoef),
en

de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen

(gemachtigde: mr. E.F. de Roy van Zuydewijn).

Inleiding

1. In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van eiseres tegen de beëindiging van haar uitkering op grond van de Ziektewet (ZW) vanaf 10 maart 2023.
2. Eiseres heeft voor het laatst gewerkt als [functie] voor gemiddeld 30,34 uur per week. Op 12 december 2021 heeft zij zich voor dit werk ziek gemeld. Het Uwv heeft eiseres een uitkering op grond van de ZW toegekend. In het kader van een eerstejaars ZW-beoordeling heeft eiseres het spreekuur bezocht van een arts. Deze arts heeft eiseres belastbaar geacht met inachtneming van de beperkingen die zijn neergelegd in een Functionele Mogelijkhedenlijst (FML) van 12 januari 2023. Een arbeidsdeskundige heeft vastgesteld dat eiseres niet meer geschikt is voor haar laatste werk, maar heeft haar wel in staat geacht om diverse andere functies te vervullen. Met het besluit van 9 februari 2023 heeft het Uwv beslist dat eiseres vanaf 10 maart 2023 geen ZW-uitkering meer krijgt omdat zij op 11 december 2022 meer dan 65% kan verdienen van het loon dat zij verdiende voordat zij ziek werd. Eiseres heeft bezwaar gemaakt tegen dit besluit.
3. In de bezwaarfase hebben een verzekeringsarts bezwaar en beroep en een arbeidsdeskundige bezwaar en beroep onderzoek gedaan en rapporten opgesteld. Het Uwv heeft op basis hiervan geen aanleiding gezien om zijn standpunt te wijzigen. Met het bestreden besluit van 6 november 2023 is het bezwaar van eiseres ongegrond verklaard.
4. Eiseres heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld. Het Uwv heeft een verweerschrift ingediend.
5. De rechtbank heeft het beroep op 17 mei 2024 op zitting behandeld. Hier waren aanwezig: eiseres, de gemachtigde van eiseres en de gemachtigde van het Uwv.

Het standpunt van eiseres

6. Eiseres is het niet eens met de conclusie van het Uwv dat zij geen recht meer heeft op een ZW-uitkering. Zij heeft aangevoerd dat het Uwv onzorgvuldig onderzoek heeft gedaan en haar beperkingen als gevolg van haar psychische klachten heeft onderschat. De artsen van het Uwv hadden meer waarde moeten hechten aan de door eisers overgelegde brief van haar huisarts van 5 april 2023 en het (ongedateerde) behandelplan van de Gooise Psychologen Praktijk. Verder hebben de artsen van het Uwv verzuimd informatie op te vragen bij haar behandelaars. Volgens eiseres is zij in het geheel niet in staat om te werken voordat zij behandeld is voor opgelopen trauma’s. Ter onderbouwing van haar standpunt heeft eiseres een brief van psycholoog [A] van 27 november 2023 en een brief van haar huisarts van 29 december 2023 overgelegd.

Beoordeling door de rechtbank

De medische beoordeling
7. De rechtbank stelt voorop dat het Uwv besluiten over iemands arbeidsongeschiktheid mag baseren op rapporten van verzekeringsartsen, wanneer deze op een zorgvuldige manier tot stand zijn gekomen, geen tegenstrijdigheden bevatten en voldoende begrijpelijk zijn. Het is aan eiseres om aan te voeren (en zo nodig aannemelijk te maken) dat de rapporten niet aan de genoemde eisen voldoen of dat de medische beoordeling onjuist is. Voor het aannemelijk maken dat een medische beoordeling onjuist is, is in beginsel een rapport van een arts noodzakelijk.
Is het medisch onderzoek zorgvuldig geweest?
8. Eiseres wordt niet gevolgd in haar standpunt dat het Uwv onzorgvuldig onderzoek heeft verricht. Uit het rapport van de primaire arts van 11 januari 2023 volgt dat hij het dossier heeft bestudeerd en eiseres heeft gezien op het spreekuur op 19 december 2022. De arts heeft zijn bevindingen over de psychische gesteldheid van eiseres in zijn rapport weergegeven. De verzekeringsarts bezwaar en beroep heeft ook het dossier bestudeerd en de hoorzitting bijgewoond. Daarnaast heeft de verzekeringsarts bezwaar en beroep in haar rapport van 21 september 2023 de brief van de huisarts van eiseres van 5 april 2023 en het behandelplan van de Gooise Psychologen Praktijk meegenomen in haar beoordeling. De rechtbank ziet geen grond om te oordelen dat de artsen van het Uwv medische informatie bij de behandelaars hadden moeten inwinnen. Eiseres heeft niet geconcretiseerd welke medische informatie is gemist doordat geen aanvullende medische informatie is opgevraagd.
Is de medische beoordeling juist?
9. Ter zitting heeft de gemachtigde van eiseres desgevraagd meegedeeld dat niet wordt betwist dat geen sprake is van een situatie van geen benutbare mogelijkheden als bedoeld in het Schattingsbesluit arbeidsongeschiktheidswetten. Het gaat om de vraag of in de FML voldoende beperkingen zijn vastgesteld. Eiseres meent dat er naar aanleiding van haar psychische klachten meer beperkingen moeten worden aangenomen en dat zij in ieder geval in aanmerking komt voor een urenbeperking. Volgens eiseres moet zij worden behandeld voor de opgelopen trauma’s voordat zij in staat is om te werken. Dit wordt bevestigd door de huisarts in zijn brieven van 5 april 2023 en 29 december 2023. De behandeling die eiseres volgt is naar haar mening zeer intensief. Verder is zij door haar psychische klachten ook energetisch beperkt.
10. De door eiseres aangevoerde gronden vormen voor de rechtbank geen reden voor het oordeel dat de medische beoordeling niet juist is. Bij de beoordeling van de belastbaarheid is uitgegaan van de diagnoses overige aanpassingsstoornis en PTSS. In de FML heeft de primaire arts beperkingen aangenomen in de rubrieken persoonlijk en sociaal functioneren, fysieke omgevingseisen en werktijden (voor werken ’s nachts en wisseldiensten). De primaire arts heeft overwogen dat de psychische klachten een begrijpelijk gevolg zijn van belastende factoren in de privé-situatie van eiseres, waaronder een actieve bedreiging. De privé-situatie kan eiseres beperken in het functioneren, maar is volgens de primaire arts geen reden voor een medisch volledige arbeidsongeschiktheid. Eiseres voldoet volgens hem ook niet aan de criteria voor een urenbeperking. De verzekeringsarts bezwaar en beroep heeft geen medische aanwijzingen gezien voor verdere beperkingen. In haar rapport van 21 september 2023 overweegt zij dat psychosociale problematiek, waaronder bedreiging, niet is aan te merken als ziekte of gebrek tenzij er sprake is van stoornissen als gevolg van de dreiging. In het onderhavige geval zijn dat klachten en beperkingen als gevolg van PTSS. De onderzoeksbevindingen van de primaire arts en de indruk die eiseres maakte tijdens de hoorzitting geven de verzekeringsarts bezwaar en beroep geen aanleiding om nadere beperkingen aan te nemen in de rubrieken persoonlijk en sociaal functioneren. In dit verband acht de verzekeringsarts bezwaar en beroep van belang dat eiseres tijdens de hoorzitting geen tekenen van angstverschijnselen vertoont en geen sombere indruk maakt. Er is eerder sprake van boosheid. Tijdens het primair medisch onderzoek maakte eiseres evenmin een sombere indruk. Daarnaast zijn er volgens de verzekeringsarts bezwaar en beroep zowel tijdens het primaire onderzoek als tijdens de hoorzitting geen aanwijzingen voor verlies van aandacht en concentratieproblemen. Het oordeel van de huisarts dat eiseres pas kan werken als de psychologische behandeling is afgerond en de angstklachten drastisch zijn afgenomen, wordt niet door de verzekeringsarts bezwaar en beroep gedeeld. Uit het behandelplaan van de Gooise Psychologen Praktijk, waarin wordt gesproken over 10 tot 15 behandelsessies, blijkt niet dat sprake is van een ernstige psychiatrische aandoening waarvoor intensieve langdurige behandeling is geïndiceerd. De rechtbank is van oordeel dat de verzekeringsarts bezwaar en beroep hiermee voldoende duidelijk heeft toegelicht waarom de informatie van de huisarts niet tot een andere conclusie ten aanzien van de belastbaarheid leidt.
11. Hoewel de rechtbank beseft dat de ingrijpende gebeurtenissen in de privé-situatie van eiseres een erg grote impact op haar leven hebben, ontbreekt een medisch objectieve onderbouwing van haar stelling dat het Uwv haar medische problematiek op de datum in geding heeft onderschat. Met de in beroep ingebrachte stukken heeft eiseres het gemotiveerde standpunt van de verzekeringsarts bezwaar en beroep niet weerlegd. De verzekeringsarts bezwaar en beroep heeft voldoende inzichtelijk gemotiveerd dat deze stukken geen nieuwe inzichten hebben opgeleverd. Eiseres moet daarom op 10 maart 2023 in staat worden geacht arbeid te verrichten die in overeenstemming is met de voor haar vastgestelde medische belastbaarheid, zoals verwoord in de FML.
De arbeidskundige beoordeling
12. Eiseres heeft geen specifieke gronden aangevoerd tegen de arbeidskundige beoordeling. Uitgaande van de juistheid van de medische beoordeling, ziet de rechtbank geen aanleiding om te twijfelen aan de geschiktheid van de geduide functies. Dit betekent dat het Uwv de geduide functies aan de schatting van de mate van arbeidsongeschiktheid ten grondslag heeft kunnen leggen.

Conclusie en gevolgen

13. Het beroep is ongegrond. Het Uwv heeft terecht de ZW-uitkering van eiseres vanaf 10 maart 2023 beëindigd, omdat zij meer dan 65% kan verdienen van het loon dat zij verdiende voordat zij ziek werd. Eiseres krijgt daarom het griffierecht niet terug. Zij krijgt ook geen vergoeding van haar proceskosten.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. L.A. Kjellevold, rechter, in aanwezigheid van
mr. G.M.C.P. Maarhuis, griffier. De uitspraak is uitgesproken in het openbaar op
28 juni 2024.
griffier
rechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Informatie over hoger beroep

Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Centrale Raad van Beroep waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met deze uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van de Centrale Raad van Beroep vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen.