ECLI:NL:RBMNE:2024:7080

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
29 november 2024
Publicatiedatum
23 december 2024
Zaaknummer
UTR 24/1874 PW
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Bestuursprocesrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing verzoek om proceskostenvergoeding in bestuursrechtelijke procedure

In deze uitspraak van de Rechtbank Midden-Nederland, gedaan op 29 november 2024, wordt het verzoek van verzoeker om een proceskostenvergoeding beoordeeld. Verzoeker had eerder zijn beroep ingetrokken tegen een besluit van het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Almere, waarin zijn bezwaar tegen het niet toekennen van de eenmalige energietoeslag 2023 niet-ontvankelijk was verklaard. Na de intrekking van het beroep heeft verzoeker op 15 maart 2024 alsnog een aanvraag ingediend voor de energietoeslag, welke op 25 maart 2024 werd toegekend. Verzoeker verzocht de rechtbank om verweerder te veroordelen in de proceskosten, omdat hij meende dat verweerder hem in het beroep tegemoet was gekomen.

De rechtbank heeft het verzoek om proceskostenvergoeding afgewezen. De rechtbank oordeelde dat het uiteindelijk inwilligende besluit was genomen op basis van de nieuwe aanvraag van verzoeker en niet op de gronden die in het beroepschrift waren aangevoerd. Hierdoor was er geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling op grond van artikel 8:75a van de Algemene wet bestuursrecht (Awb). De rechtbank concludeerde dat er geen zelfstandig procesbelang was voor het vergoeden van de bezwaarkosten, aangezien verzoeker aanspraak kon maken op gefinancierde rechtsbijstand of bijzondere bijstand. De rechtbank heeft het verzoek om vergoeding van de proceskosten als ongegrond afgewezen.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND
Zittingsplaats Utrecht
Bestuursrecht
zaaknummer: UTR 24/1874 PW

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 29 november 2024 in de zaak tussen

[verzoeker] , uit [woonplaats] , verzoeker

(gemachtigde: mr. A. Ang),
en

het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Almere, verweerder

(gemachtigde: S.P. van Pelt).

Inleiding

1. In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het verzoek om een veroordeling van verweerder in de proceskosten. Verzoeker heeft dit verzoek gedaan in een brief van 16 mei 2024, gelijktijdig met de intrekking van zijn beroep tegen het besluit van verweerder van 18 januari 2024. In laatstgenoemd besluit is het bezwaar van verzoeker, tegen het in de brief van 1 december 2023 niet toekennen van de eenmalige energietoeslag 2023 aan verzoeker, niet-ontvankelijk verklaard op de grond dat er geen sprake is van een (appellabel) besluit in de zin van artikel 1:3 van de Awb. [1]
2. Op 15 maart 2024 heeft verzoeker (alsnog) een aanvraag ingediend voor de eenmalige energietoeslag 2023. In het besluit van 25 maart 2024 heeft verweerder de energietoeslag toegekend. Verzoeker heeft in de brief van 16 mei 2024 aangegeven dat hij om die reden het beroep intrekt en verzocht om verweerder te veroordelen in de proceskosten van verzoeker in het bezwaar en beroep, omdat lopende het beroep alsnog is tegemoetgekomen aan de gronden van het beroep.
3. De rechtbank heeft verweerder in de gelegenheid gesteld te reageren op het verzoek om veroordeling in de proceskosten. De schriftelijke reactie van verweerder is op 17 juli 2024 ontvangen. In deze reactie voert verweerder aan dat het verzoek om een proceskostenveroordeling afgewezen moet worden omdat het enkele niet vergoeden van de bezwaarkosten geen zelfstandig procesbelang oplevert. Voor zover er sprake is van juridische kosten voor verzoeker, kan hij aanspraak maken op de gefinancierde rechtsbijstand en/of bijzondere bijstand. Daarnaast is de energietoeslag 2023 verleend in een aparte procedure waardoor verzoeker ten onrechte stelt dat verweerder hem in beroep tegemoet is gekomen.
4. De rechtbank heeft het verzoek op 13 november 2024 op zitting behandeld. Hieraan hebben deelgenomen: mr. J. Sprakel, waarnemend voor de gemachtigde van verzoeker, en de gemachtigde van verweerder. Verzoeker zelf is, met bericht, niet verschenen.

Beoordeling door de rechtbank

5. De rechtbank wijst het verzoek om een proceskostenveroordeling af. Zij legt hierna uit hoe zij tot dit oordeel komt.
Wanneer wordt een bestuursorgaan in de proceskosten veroordeeld?
6. Als een beroep wordt ingetrokken omdat het bestuursorgaan geheel of gedeeltelijk aan de indiener van het beroepschrift is tegemoetgekomen, kan de bestuursrechter op verzoek van de indiener dat bestuursorgaan bij afzonderlijke uitspraak veroordelen in de proceskosten. [2]
Is verweerder aan verzoeker tegemoetgekomen of is er anderszins reden voor een proceskostenveroordeling?
7. Verzoeker heeft zijn beroep op 16 mei 2024 ingetrokken en verzocht om een proceskostenveroordeling. De rechtbank moet daarom beoordelen of verweerder geheel of gedeeltelijk aan verzoeker is tegemoetgekomen.
7.1
De rechtbank stelt vast dat in dit geval het uiteindelijk inwilligende besluit is genomen op basis van de alsnog door verzoeker gedane aanvraag en daarmee kennelijk op andere gronden dan verzoeker als indiener van het beroepschrift heeft aangevoerd. [3] Omdat in die zin niet is tegemoetgekomen aan (de gronden van) het beroep, bestaat geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling op grond van artikel 8:75a van de Awb.
7.2
De rechtbank ziet in wat door verzoeker nog is aangevoerd overigens ook geen grond om verweerder te veroordelen in de kosten van verzoeker in bezwaar en beroep. De rechtbank wijst het verzoek daarom af als ongegrond.

Beslissing

De rechtbank wijst het verzoek om vergoeding van de proceskosten af.
Deze uitspraak is gedaan door mr. N.M. Spelt, rechter, in aanwezigheid van mr. M.M.A.F.C. Lienaerts, griffier. De uitspraak is uitgesproken in het openbaar op 29 november 2024.
griffier
rechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Informatie over hoger beroep

Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Centrale Raad van Beroep waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met deze uitspraak.
Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van de Centrale Raad van Beroep vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen.
Het indienen van een hogerberoepschrift kan hetzij digitaal via “Formulieren en inloggen” op
www.rechtspraak.nlhetzij door verzending per post aan de Centrale Raad van Beroep.

Voetnoten

1.Algemene wet bestuursrecht.
2.Dit volgt uit artikel 8:75a, eerste lid, van de Awb en is nader uitgewerkt in het Besluit proceskosten bestuursrecht (Bpb).