In deze uitspraak van de Rechtbank Midden-Nederland, gedaan op 29 november 2024, wordt het verzoek van verzoeker om een proceskostenvergoeding beoordeeld. Verzoeker had eerder zijn beroep ingetrokken tegen een besluit van het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Almere, waarin zijn bezwaar tegen het niet toekennen van de eenmalige energietoeslag 2023 niet-ontvankelijk was verklaard. Na de intrekking van het beroep heeft verzoeker op 15 maart 2024 alsnog een aanvraag ingediend voor de energietoeslag, welke op 25 maart 2024 werd toegekend. Verzoeker verzocht de rechtbank om verweerder te veroordelen in de proceskosten, omdat hij meende dat verweerder hem in het beroep tegemoet was gekomen.
De rechtbank heeft het verzoek om proceskostenvergoeding afgewezen. De rechtbank oordeelde dat het uiteindelijk inwilligende besluit was genomen op basis van de nieuwe aanvraag van verzoeker en niet op de gronden die in het beroepschrift waren aangevoerd. Hierdoor was er geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling op grond van artikel 8:75a van de Algemene wet bestuursrecht (Awb). De rechtbank concludeerde dat er geen zelfstandig procesbelang was voor het vergoeden van de bezwaarkosten, aangezien verzoeker aanspraak kon maken op gefinancierde rechtsbijstand of bijzondere bijstand. De rechtbank heeft het verzoek om vergoeding van de proceskosten als ongegrond afgewezen.