In deze uitspraak van de Rechtbank Midden-Nederland, enkelvoudige kamer, wordt het beroep van eiseres behandeld tegen de Dienst Toeslagen. Eiseres heeft bezwaar gemaakt tegen de definitieve beschikking compensatie kinderopvangtoeslag, maar stelt dat verweerder niet tijdig heeft beslist op haar bezwaar. Het bezwaarschrift is op 21 februari 2024 door verweerder ontvangen, maar pas op 25 oktober 2024 heeft verweerder een verweerschrift ingediend. Partijen hebben aangegeven geen gebruik te willen maken van hun recht om gehoord te worden op een zitting, waarna de rechtbank het onderzoek heeft gesloten. De rechtbank overweegt dat tegen het niet tijdig nemen van een besluit beroep kan worden ingesteld, en dat de beslistermijn in dit geval is overschreden. Eiseres heeft verweerder in gebreke gesteld op 9 september 2024, en heeft vervolgens op 17 oktober 2024 beroep ingesteld. De rechtbank oordeelt dat het beroep gegrond is en dat verweerder alsnog een besluit moet nemen. De rechtbank stelt een termijn van twee weken na de uitspraak voor het nemen van dit besluit, maar in bijzondere gevallen kan een andere termijn worden bepaald. In dit geval is de rechtbank van oordeel dat een termijn van veertig weken na het indienen van het verweerschrift realistisch is, gezien de gemiddelde doorlooptijd van de bezwaarprocedure. De uiterlijke datum voor het nemen van een besluit is vastgesteld op 1 augustus 2025. Daarnaast wordt er een dwangsom van € 50,- per dag opgelegd voor elke dag dat verweerder de termijn overschrijdt, met een maximum van € 15.000,-. Eiseres heeft verzocht om de dwangsom vast te stellen, en de rechtbank stelt deze vast op € 1.442,-. Eiseres krijgt ook een vergoeding voor de proceskosten van € 437,50 en het door haar betaalde griffierecht van € 51,- moet door verweerder worden vergoed.