In deze uitspraak van de Rechtbank Midden-Nederland, enkelvoudige kamer, op 19 december 2024, wordt het beroep van eiseres behandeld. Eiseres, woonachtig in België, heeft beroep ingesteld tegen de Dienst Toeslagen omdat zij van mening is dat verweerder niet tijdig heeft beslist op haar bezwaar van 10 april 2024 tegen de definitieve beschikking compensatie kinderopvangtoeslag. Verweerder heeft op 16 oktober 2024 een verweerschrift ingediend, maar beide partijen hebben aangegeven geen gebruik te willen maken van hun recht om gehoord te worden op een zitting, waarna de rechtbank het onderzoek heeft gesloten.
De rechtbank overweegt dat tegen het niet tijdig nemen van een besluit beroep kan worden ingesteld, zodra het bestuursorgaan in gebreke is. In dit geval is niet in geschil dat de beslistermijn is overschreden. Eiseres heeft verweerder bij brief van 19 augustus 2024 in gebreke gesteld, en heeft meer dan twee weken later, op 30 september 2024, beroep ingesteld. De rechtbank verklaart het beroep gegrond en draagt verweerder op om alsnog een besluit te nemen.
De rechtbank stelt vast dat de wettelijke beslistermijn te kort is om een besluit te nemen en heeft eerder geoordeeld dat een nadere beslistermijn van veertig weken na het indienen van het verweerschrift realistisch is. Dit sluit aan bij de gemiddelde doorlooptijd van de bezwaarprocedure. De uiterlijke datum waarop verweerder een besluit op bezwaar bekend moet maken is vastgesteld op 23 juli 2025. Tevens wordt er een dwangsom van € 50,- per dag opgelegd voor elke dag dat verweerder deze termijn overschrijdt, met een maximum van € 15.000,-. Eiseres heeft recht op vergoeding van het door haar betaalde griffierecht van € 51,-.