ECLI:NL:RBMNE:2024:7059

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
24 december 2024
Publicatiedatum
23 december 2024
Zaaknummer
11055894
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Geschil tussen een Vereniging van Eigenaren en een lid over betaling van een extra bijdrage en uitvoering van een besluit

In deze zaak gaat het om een geschil tussen een Vereniging van Eigenaren (VVE) en een lid van de VVE. Het lid weigert een restant van een eenmalige extra bijdrage te betalen voor werkzaamheden aan het dak, uitgevoerd in opdracht van de VVE, omdat het lid ontevreden is over de kwaliteit van deze werkzaamheden. Daarnaast eist het lid dat de VVE uitvoering geeft aan een besluit van de vergadering van 7 februari 2023, waarin de aanpak van parkeerproblematiek op het bedrijventerrein is besproken. De kantonrechter heeft op 24 december 2024 uitspraak gedaan en de vordering van de VVE toegewezen, terwijl de vordering van het lid werd afgewezen.

De procedure begon met een dagvaarding op 16 april 2024, gevolgd door verschillende processtukken en een mondelinge behandeling op 25 november 2024. Tijdens deze behandeling waren vertegenwoordigers van zowel de VVE als het lid aanwezig. De VVE vorderde een bedrag van € 6.862,87 van het lid, dat nog openstond na een eerdere betaling. Het lid beroept zich op opschorting van betaling vanwege ontevredenheid over de uitgevoerde werkzaamheden. De kantonrechter oordeelde dat er onvoldoende samenhang was tussen de vordering van de VVE en de klachten van het lid over de werkzaamheden, waardoor opschorting niet gerechtvaardigd was.

De kantonrechter heeft ook de wettelijke rente en buitengerechtelijke incassokosten toegewezen aan de VVE. In reconventie vorderde het lid dat de VVE uitvoering gaf aan een besluit van de vergadering van 7 februari 2023, maar deze vordering werd afgewezen omdat er inmiddels een nieuw besluit was genomen op 6 februari 2024, dat het eerdere besluit had ingehaald. De proceskosten werden toegewezen aan de VVE, aangezien het lid grotendeels in het ongelijk was gesteld.

Uitspraak

RECHTBANKMIDDEN-NEDERLAND
Civiel recht
Kantonrechter
Zittingsplaats Utrecht
Zaaknummer: 11055894 \ UC EXPL 24-2698 RJ/58605
Vonnis van 24 december 2024
in de zaak van
VERENIGING VAN EIGENAREN [eiseres],
gevestigd te [vestigingsplaats 1] ,
eisende partij in conventie,
verwerende partij in reconventie,
hierna te noemen: VVE [eiseres] ,
gemachtigde: mr. S.J. Schultze,
tegen
[gedaagde] B.V.,
gevestigd te [vestigingsplaats 2] ,
gedaagde partij in conventie,
eisende partij in reconventie,
hierna te noemen: [gedaagde] ,
gemachtigde: mr. E. Koekoek.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- de dagvaarding van 16 april 2024 met producties 1 tot en met 14;
- de conclusie van antwoord in conventie en van eis in reconventie van met producties 1 tot en met 3;
- de akte met aanvullende producties 4 tot en met 8 van [gedaagde] ;
- de conclusie van antwoord in reconventie met producties 1 en 2;
- de akte met aanvullende productie 15 en wijziging van eis van VVE [eiseres] .
1.2.
Op 25 november 2024 is de zaak besproken tijdens een mondelinge behandeling, waarvan de griffier aantekeningen heeft gemaakt. Daarbij waren namens VVE [eiseres] mevrouw [A] (beheerder) en de heer [B] (bestuurder), samen met de gemachtigde. Namens [gedaagde] was de heer [C] aanwezig, samen met de gemachtigde.
1.3.
Aan het einde van de mondelinge behandeling heeft de kantonrechter bepaald dat vandaag uitspraak zal worden gedaan.

2.De kern van de zaak

2.1.
VVE [eiseres] wil dat [gedaagde] een bedrag van € 6.862,87 aan haar betaalt, ten behoeve van (in opdracht van VVE [eiseres] ) verrichte werkzaamheden aan het dak van [gedaagde] . [gedaagde] wil dit bedrag (nog) niet betalen, omdat zij niet tevreden is over de werkzaamheden. In reconventie vordert [gedaagde] dat VVE [eiseres] uitvoering geeft aan haar besluit van de vergadering van 7 februari 2023, waarin de aanpak van de parkeerproblematiek op het bedrijventerrein is besproken. De kantonrechter wijst de vordering van VVE [eiseres] toe en de vordering van [gedaagde] af.

3.De beoordeling

in conventie
De eisvermindering
3.1.
In de dagvaarding heeft VVE [eiseres] een bedrag van € 8.956,90 gevorderd, bestaande uit contributie, omslagen en een eenmalige extra bijdrage voor de dakrenovatie. In haar eisvermindering en tijdens de mondelinge behandeling heeft VVE [eiseres] toegelicht dat [gedaagde] na de dagvaarding een bedrag van € 2.094,03 heeft betaald, waardoor nog een bedrag van € 6.862,87 openstaat. Partijen zijn het er over eens dat het openstaande bedrag het restant is van de eenmalige extra bijdrage voor de dakrenovatie.
De vordering van € 6.862,87 wordt toegewezen
3.2.
VVE [eiseres] stelt dat [gedaagde] het bedrag van € 6.862,87 aan haar moet betalen ter zake het restant van een eenmalige extra bijdrage voor de dakrenovatie, omdat dit haar verplichting is als lid van VVE [eiseres] . [gedaagde] beroept zich op (de werking van) een derdenbeding en op opschorting, omdat zij niet tevreden is over de werkzaamheden aan het dak. [gedaagde] wil het restant pas betalen wanneer de werkzaamheden (naar behoren) zijn uitgevoerd en opgeleverd. De kantonrechter overweegt als volgt.
3.3.
Op grond van artikel 6:52 van het Burgerlijk Wetboek (hierna: BW) is een schuldenaar, die een opeisbare vordering heeft op zijn schuldeiser, bevoegd de nakoming van zijn verbintenis op te schorten tot voldoening van zijn vordering plaatsvindt, indien tussen vordering en verbintenis voldoende samenhang bestaat om deze opschorting te rechtvaardigen. Naar het oordeel van de kantonrechter is er geen sprake van (voldoende) samenhang tussen de vordering van VVE [eiseres] op [gedaagde] en het feit dat [gedaagde] de uitvoering van de werkzaamheden aan het dak niet naar behoren vindt. Anders gezegd: tussen de verplichting van [gedaagde] om het gevorderde bedrag aan VVE [eiseres] te betalen en de verplichting van het bedrijf dat de dakwerkzaamheden uitvoert om deze naar behoren uit te voeren, bestaat onvoldoende samenhang. Dat maakt dat [gedaagde] zijn verplichting om te betalen aan VVE [eiseres] niet mag opschorten. Dit zal hieronder worden uitgelegd.
3.4.
Tijdens de vergadering van eigenaars van VVE [eiseres] gehouden op 26 juli 2022 heeft de vergadering besloten het bestuur mandaat te geven om opdracht te verstrekken aan een bedrijf om tot coating van de dakbedekking over te gaan tot een bedrag van € 342.800,00 exclusief btw. In dezelfde vergadering heeft de vergadering de begroting voor de eenmalige bijdrage goedgekeurd, waarbij de uiterlijke betaaldatum van de eenmalige bijdrage op 30 november 2022 is bepaald. [1] [gedaagde] is als lid van de vereniging gehouden de verplichting die voor leden voortvloeit uit dit besluit, na te komen. [gedaagde] moest dus uiterlijk 30 november 2022 de eenmalige bijdrage betalen, maar heeft dit niet gedaan.
3.5.
[gedaagde] heeft geen zelfstandig recht op nakoming van de overeenkomst met betrekking tot de dakwerkzaamheden tegenover het bedrijf dat die werkzaamheden uitvoert noch tegenover de vereniging. VVE [eiseres] is contractspartij van het bedrijf dat de dakwerkzaamheden uitvoert en niet [gedaagde] . Er is onvoldoende onderbouwd gesteld dat er sprake zou zijn van een derdenbeding ten behoeve van [gedaagde] in het contract tussen het bedrijf dat de dakwerkzaamheden uitvoert en VVE [eiseres] . [gedaagde] kan ook niet zelfstandig tegenover VVE [eiseres] de betaling opschorten, omdat hij tegenover de vereniging op dit moment juridisch geen aanspraak kan maken op correcte uitvoering van de werkzaamheden.
3.6.
De kantonrechter merkt ten overvloede op dat als [gedaagde] niet tevreden is met de werkzaamheden, hij bezwaar kan maken bij VVE [eiseres] en VVE [eiseres] kan verzoeken om de aannemer aan te manen zijn verplichtingen na te komen en/of aansprakelijk te stellen.
3.7.
De klachten die [gedaagde] heeft over de werkzaamheden aan het dak kunnen er gelet op dat wat hierboven onder 3.4. en 3.5. is besproken, dus niet toe leiden dat hij zijn verplichting als lid van de VVE mag opschorten. [gedaagde] moet dus het restantbedrag van € 6.862,87 aan VVE [eiseres] betalen.
Wettelijke rente
3.8.
VVE [eiseres] heeft wettelijke rente gevorderd over de hoofdsom (op het moment van dagvaarden) en de reeds verschenen wettelijke rente. De wettelijke rente vanaf 31 maart 2023 tot aan de dag van de dagvaarding (16 april 2024) bedraagt volgens VVE [eiseres] € 534,24. Op grond van artikel 6:119 BW is wettelijke rente over reeds verschenen wettelijke rente eerst verschuldigd na verloop van een jaar. Nu VVE [eiseres] ook de wettelijke rente vordert over het gedeelte van de wettelijke rente dat nog geen vol jaar is verschenen (namelijk van 31 maart 2024 tot 16 april 2024), zal de kantonrechter de (samengestelde) wettelijke rente toewijzen vanaf het moment van verzuim. Volgens VVE [eiseres] is het moment van verzuim 31 maart 2023. De kantonrechter sluit hierbij aan.
Buitengerechtelijke incassokosten
3.9.
VVE [eiseres] vordert vergoeding van buitengerechtelijke incassokosten. Het Besluit vergoeding voor buitengerechtelijke incassokosten (hierna: het Besluit) is van toepassing. Het verzuim is na 1 juli 2012 ingetreden. VVE [eiseres] heeft voldoende gesteld en onderbouwd dat buitengerechtelijke incassowerkzaamheden zijn verricht. VVE [eiseres] heeft daarom recht op een vergoeding voor de kosten van die werkzaamheden. VVE [eiseres] heeft vergoeding van btw gevorderd over de vergoeding voor buitengerechtelijke kosten. Omdat VVE [eiseres] geen ondernemer is, wordt de vergoeding verhoogd met btw. Het gevorderde bedrag van € 995,64 aan buitengerechtelijke incassokosten komt overeen met het in het Besluit bepaalde tarief en wordt daarom toegewezen.
Conclusie
3.10.
Uit het voorgaande volgt dat in totaal het volgende bedrag wordt toegewezen:
- hoofdsom
6.862,87
- buitengerechtelijke incassokosten
995,64
+
Totaal
7.858,51
Proceskosten
3.11.
[gedaagde] is grotendeels in het ongelijk gesteld en moet daarom de proceskosten (inclusief nakosten) betalen. De proceskosten van VVE [eiseres] worden begroot op:
- kosten van de dagvaarding
129,77
- griffierecht
524,00
- salaris gemachtigde
678,00
(2 punten × € 339,00)
- nakosten
135,00
(plus de kosten van betekening zoals vermeld in de beslissing)
Totaal
1.466,77
3.12.
De gevorderde wettelijke rente over de proceskosten wordt toegewezen zoals vermeld in de beslissing.
in reconventie
De vordering van [gedaagde] wordt afgewezen
3.13.
[gedaagde] vordert in reconventie veroordeling van VVE [eiseres] om binnen 2 maanden na dit vonnis uitvoering te geven aan het besluit van de vergadering van 7 februari 2023. Dit houdt volgens [gedaagde] in dat de vergadering per unit die zich aan de noordelijke straat bevindt, drie parkeerplaatsen aanwijst die de eigenaar exclusief mag (laten) gebruiken, althans ten minste één parkeerplaats per bedrijfsruimte, overeenkomstig een verdeling die [gedaagde] heeft gemaakt. Bovendien wil [gedaagde] dat, indien en voor zover dit nodig is op ieder van de in exclusief gebruik gegeven parkeerplaatsen binnen één maand na vorenbedoelde ingebruikgeving een parkeerbord inclusief paal wordt geplaatst met daarop de bedrijfsnaam van de betrokken eigenaar. VVE [eiseres] wil dat de vordering van [gedaagde] wordt afgewezen, omdat dit niet zo besloten is en het besluit van de vergadering van 7 februari 2023 inmiddels is ingehaald door het besluit van de vergadering van 6 februari 2024. De kantonrechter overweegt als volgt.
3.14.
Wat ook van de precieze inhoud van het besluit van 7 februari 2023 zij, op 6 februari 2024 heeft de vergadering opnieuw een besluit genomen in verband met de parkeerproblematiek, namelijk dat de nummering van de parkeerplaatsen wel wordt uitgevoerd, maar vanaf nummer [.] zodat er geen relatie te leggen is met de unit-nummers. [2] De vordering van [gedaagde] om parkeerplaatsen aan te wijzen die de eigenaar exclusief mag (laten) gebruiken, kan gelet op dit nieuwe besluit niet worden toegewezen, omdat het in strijd daarmee is. Het besluit van 6 februari 2024 heeft, zoals VVE [eiseres] terecht stelt, het besluit van 7 februari 2023 ingehaald. Daarom kan [gedaagde] niet nakoming van het besluit van 7 februari 2023 vorderen. De vordering van [gedaagde] wordt daarom afgewezen.
3.15.
De kantonrechter merkt ten overvloede op dat wanneer [gedaagde] wil dat bepaalde besluiten worden genomen en uitgevoerd, zij hiervoor als lid bepaalde statutaire en wettelijke mogelijkheden heeft. [gedaagde] kan bijvoorbeeld, zoals VVE [eiseres] ook heeft benoemd, agendapunten aandragen op de vergaderingen van VVE [eiseres] . Ondanks dat [gedaagde] geen vertrouwen meer in VVE [eiseres] heeft, helpt het haar in de toekomst ook niet om niet meer aan de vergaderingen deel te nemen.
Proceskosten
3.16.
[gedaagde] is in het ongelijk gesteld en moet daarom de proceskosten betalen. De proceskosten van VVE [eiseres] worden begroot op:
- salaris gemachtigde
271,00
(2 punten × factor 0,5 × € 271,00)
- nakosten
135,00
(plus de kosten van betekening zoals vermeld in de beslissing)
Totaal
406,00
in conventie en in reconventie
Uitvoerbaar bij voorraad
3.17.
De kantonrechter zal de beslissing uitvoerbaar bij voorraad verklaren, zoals is gevorderd. Dat betekent dat de beslissing moet worden gevolgd, ook als één van partijen hoger beroep instelt tegen deze beslissing. De beslissing van de kantonrechter geldt in dat geval totdat het gerechtshof een andere beslissing neemt.

4.De beslissing

De kantonrechter
in conventie
4.1.
veroordeelt [gedaagde] om aan VVE [eiseres] te betalen een bedrag van € 7.858,51, te vermeerderen met de wettelijke rente als bedoeld in artikel 6:119 BW over € 8.956,90 vanaf 31 maart 2023 tot de dag van volledige betaling, waarbij rekening wordt gehouden met het gegeven dat het bedrag van € 2.094,03 door [gedaagde] na de dagvaarding is betaald,
4.2.
veroordeelt [gedaagde] in de proceskosten van € 1.466,77, te betalen binnen veertien dagen na aanschrijving daartoe,
4.3.
veroordeelt [gedaagde] tot betaling van de wettelijke rente als bedoeld in artikel 6:119 BW over de proceskosten als deze niet binnen veertien dagen na aanschrijving zijn betaald,
in reconventie
4.4.
wijst de vorderingen van [gedaagde] af,
4.5.
veroordeelt [gedaagde] in de proceskosten van € 406,00, te betalen binnen veertien dagen na aanschrijving daartoe,
in conventie en in reconventie
4.6.
veroordeelt [gedaagde] tot betaling van de kosten van betekening als [gedaagde] niet tijdig aan de veroordelingen voldoet en het vonnis daarna wordt betekend,
4.7.
verklaart dit vonnis wat betreft de onder 4.1, 4.2, 4.3, 4.5 en 4.6 genoemde beslissingen uitvoerbaar bij voorraad,
4.8.
wijst het meer of anders gevorderde af.
Dit vonnis is gewezen door mr. M.S. Koppert en bij haar afwezigheid in het openbaar uitgesproken door mr. C.J.M. Hendriks op 24 december 2024.

Voetnoten

1.Productie 12 bij de dagvaarding.
2.Productie 11 bij de dagvaarding.