Uitspraak
1.De procedure
- de conclusie van antwoord in conventie en van eis in reconventie van met producties 1 tot en met 3;
Rechtbank Midden-Nederland
In deze zaak gaat het om een geschil tussen een Vereniging van Eigenaren (VVE) en een lid van de VVE. Het lid weigert een restant van een eenmalige extra bijdrage te betalen voor werkzaamheden aan het dak, uitgevoerd in opdracht van de VVE, omdat het lid ontevreden is over de kwaliteit van deze werkzaamheden. Daarnaast eist het lid dat de VVE uitvoering geeft aan een besluit van de vergadering van 7 februari 2023, waarin de aanpak van parkeerproblematiek op het bedrijventerrein is besproken. De kantonrechter heeft op 24 december 2024 uitspraak gedaan en de vordering van de VVE toegewezen, terwijl de vordering van het lid werd afgewezen.
De procedure begon met een dagvaarding op 16 april 2024, gevolgd door verschillende processtukken en een mondelinge behandeling op 25 november 2024. Tijdens deze behandeling waren vertegenwoordigers van zowel de VVE als het lid aanwezig. De VVE vorderde een bedrag van € 6.862,87 van het lid, dat nog openstond na een eerdere betaling. Het lid beroept zich op opschorting van betaling vanwege ontevredenheid over de uitgevoerde werkzaamheden. De kantonrechter oordeelde dat er onvoldoende samenhang was tussen de vordering van de VVE en de klachten van het lid over de werkzaamheden, waardoor opschorting niet gerechtvaardigd was.
De kantonrechter heeft ook de wettelijke rente en buitengerechtelijke incassokosten toegewezen aan de VVE. In reconventie vorderde het lid dat de VVE uitvoering gaf aan een besluit van de vergadering van 7 februari 2023, maar deze vordering werd afgewezen omdat er inmiddels een nieuw besluit was genomen op 6 februari 2024, dat het eerdere besluit had ingehaald. De proceskosten werden toegewezen aan de VVE, aangezien het lid grotendeels in het ongelijk was gesteld.